This commit is contained in:
drewc 2022-11-18 17:57:28 +01:00
commit c8b04239eb
2 changed files with 1338 additions and 0 deletions

1287
43-LUK.usfm Normal file
View File

@ -0,0 +1,1287 @@
\id LUK Unlocked Literal Bible
\ide UTF-8
\h LUKE
\toc1 Luke
\toc2 Luke
\toc3 Luk
\mt1 LUKE
\s5
\c 1
\p
\v 1 Vele mensen hebben geprobeerd om op te schrijven wat er toen gebeurd was,
\v 2 precies zoals het aan ons verteld was door dienaren van het Woord die in het begin erbij waren en dit hebben gezien.
\v 3 Daarom, geachte meneer Teofilus, nadat ik alles nauwkeurig heb onderzocht, heb ik het besluit genomen dit voor u in chronologishe order op te schrijven.
\v 4 Zo kunt u zelf zien dat de dingen die u geleerd zijn, echt waar zijn.
\v 5 Toen Herodes, koning van Judea was, leefde een priester, Zacharias. Hij zat in de priestersgroep van Abia. Zijn vrouw, Elisabet, was een van de dochters van Aäron.
\v 6 Zij waren rechtvaardig voor God en volgden de regels van God's Woord.
\v 7 Maar ze hadden geen kinderen, want Elisabet was onvruchtbaar. En ze waren beiden oud.
\v 8 Toen was het de beurt van Zacharias om zijn priesterlijke plichten voor God in de tempel uit te voeren.
\v 9 Volgens de regel werd er geloot wie die dag de tempel van de Heer binnen zou gaan om wierook te branden.
\v 10 En een menigte van mensen stonden buiten te bidden terwijl Zacharias de de offer van wierook brande.
\v 11 Plotseling was er een engel van God bij hem. Hij stond rechts van het altaar waar de wierook was.
\v 12 Toen Zacharias hem zag, was hij bewogen en werd ook bang.
\v 13 Maar de engel zei : "Wees niet bang, Zacharias, want je gebed is verhoord. Je vrouw Elisabet zal een zoon krijgen en je zult hem Johannes noemen.
\v 14 Hij zal jou en vele mensen blij maken met zijn geboorte.
\v 15 Want hij zal groot zijn voor de Here. Wijn en sterke drank zal hij niet drinken en hij zal vanaf zijn geboorte vol van de Heilige Geest zijn.
\v 16 Vele generaties van Israel zal hij helpen om terug te keren tot de Here, hun God.
\v 17 Hij zal voor Hem uitgaan in de geest en kracht van Elia, om de harten van de vaders naar de kinderen te keren en de ongehoorzame mensen naar de wijsheid van de rechtvaardigen - om een volk voor te bereiden voor de Here.
\v 18 En Zacharias zei tegen de engel: "Hoe kan ik weten of dit waar is? Want mijn vrouw en ik zijn erg oud."
\v 19 En de engel antwoordde: "Ik ben Gabriël, die voor God staat. Ik ben door God gezonden om tot je te spreken en je dit goede nieuws te brengen.
\v 20 Maar nu, omdat je me niet geloofd hebt, zul je niet in staat zijn om te spreken totdat deze dingen zijn gebeurd. Dit zal gebeuren als de tijd is aangebroken."
\v 21 En de groep mensen die buiten op Zacharias stonden te wachten waren onder diepe indruk waarom hij zolang in de tempel bleef.
\v 22 Toen hij eindelijk naar buiten kwam, kon hij niet met hun spreken en zij begrepen dat hij in de tempel een visioen had gezien. Hij maakte vele gebaren maar bleef sprakeloos.
\v 23 Toen zijn dienst was afgelopen ging hij weer naar huis.
\v 24 Zijn vrouw Elisabet werd zwanger, en zij verborg zich vijf maanden, zodat niemand haar zag. Ze zei:
\v 25 "Dat is wat De Heer God in Zijn genade voor mij heeft gedaan om mijn schaamte voor de mensen weg te halen omdat ik geen kinderen heb."
\v 26 In de zesde maand van haar zwangerschap stuurde God de engel Gabriël naar Nazaret, een stad in Galilea.
\v 27 Hij ging naar een jonge ongetrouwde maagd, die verloofd was met een man, genaamd Jozef. Hij was van de afstammeling van Koning David. Zijn verloofde was een maagd en haar naam was Maria.
\v 28 En de engel bezocht haar en zei: "Gegroet, je bent gezegend. God is met jou."
\v 29 Zij was heel erg verward van die woorden en vroeg zich af wat soort groet dit zou kunnen zijn.
\v 30 En de engel zei: "Wees niet bang, Maria; want jij hebt gunst gevonden van God.
\v 31 En zie, jij zult zwanger worden en een Zoon krijgen, en je zult hem de naam 'Jezus' geven.
\v 32 Hij zal groot zijn en de Zoon van de Allerhoogste genoemd worden. En de Here God zal Hem de troon van Zijn vader David geven.
\v 33 en Hij zal voor eeuwig over het volk van Israel, het huis van Jakob, heersen. Er zal nooit een eind komen aan Zijn koningrijk."
\v 34 En Maria zei tot de engel: "Hoe zal dat gebeuren? Ik heb nog nooit met een man geslapen."
\v 35 En de engel antwoordde en zei tot haar: "De heilige Geest, de kracht van de Allerhoogste zal over je heenkomen; daarom zal jou kind heilig zijn. Hij zal de Zoon van God genoemd worden.
\v 36 En zie, Elisabet, jou familielid, die geen kinderen kon krijgen, is ook al zes maanden zwanger in haar ouderdom, van een zoon.
\v 37 Want niets is onmogelijk voor God."
\v 38 En Maria zei: "Kijk, ik ben de dienstmaagd van de Here God. Laat uw will voor mij gebeuren. En de engel ging weg.
\v 39 Maria stond snel op en ging naar het bergland, naar een stad in Juda.
\v 40 En zij ging het huis van Zacharias binnen en groette Elisabet.
\v 41 En het gebeurde dat toen Elisabet de groet van Maria hoorde, het kind in haar buik opsprong. En Elisabet werd gevuld met de heilige Geest.
\v 42 En zij riep met luide stem, "Jij bent gezegend onder de vrouwen en gezegend is het kind in je buik."
\v 43 En waaraan heb ik dit te danken, dat de moeder van mijn Heer naar mij toekomt?
\v 44 Want zie, toen ik jou hoorde spreken sprong mijn baby van blijdschap in mijn buik.
\v 45 Gezegend is zij die geloofd dat de Here kan volbrengen wat de Here haar heeft verteld."
\v 46 En Maria zei: "Mijn ziel prijst de Here,
\v 47 en mijn geest verheugt zich in God, mijn Redder;
\v 48 omdat Hij heeft omgezien naar een eenvoudige dienstmaagd zoals ik. Van nu aan zullen alle generaties mij gezegend noemen;
\v 49 omdat de machtige Heer grote dingen voor mij heeft gedaan. Zijn naam is heilig.
\v 50 God's genade duurt van generatie tot generatie voor hun die eerbied hebben voor Hem.
\v 51 Hij heeft met zijn krachtige arm gewerkt; en de gedachten in het hart van trotse mensen heeft Hij in de war gebracht.
\v 52 Hij heeft machtige mensen van hun troon gestoten maar eenvoudige mensen heeft Hij verhoogd,
\v 53 hongerige mensen overlaat Hij met goede dingen en de rijke mensen heeft Hij met lege handen weg gestuurd.
\v 54 Hij heeft Israel, zijn dienaar geholpen om zijn belofte van genade te vervullen,
\v 55 zoals Hij aan onze voorvaders heeft gezegd, aan Abraham en voor eeuwig zijn afstammelingen."
\v 56 En Maria bleef ongeveer drie maanden bij Elisabet en ging daarna terug naar haar huis.
\v 57 De tijd was gekomen voor Elisabet om van haar baby te bevallen en ze gaf geboorte aan een zoon.
\v 58 En haar buren en familieleden hoorden, dat de Here Zijn grote genade aan haar had getoond, en ze waren blij voor haar.
\v 59 Op de achtste dag, kwamen ze om het kindje te besnijden. Ze zouden hem “Zacharias” noemen zoals zijn vader.
\v 60 Maar zijn moeder antwoordde en zei: "Nee, hij moet Johannes genoemd worden.
\v 61 En zij zeiden tegen haar: "Er is toch niemand in jou familie, die zo is genoemd."
\v 62 Met gebaren vroegen ze de vader hoe hij zijn zoon wilde noemen.
\v 63 En hij vroeg om een schrijf tablet en schreef deze woorden: Johannes is zijn naam. En zij waren allemaal deep onder de indruk.
\v 64 Gelijk was zijn mond geopened en zijn tong losgemaakt, en hij sprak en hij prijsde God.
\v 65 En vrees overspoelde allen die in de omgeving woonden. En in het hele bergland van Judea werden al deze dingen besproken.
\v 66 En allen die het hoorden bewaarden het in hun hart en zei "Wat zal er van dit kind worden?" Want God's hand is met hem.
\v 67 En zijn vader Zacharias gevuld met de Heilige Geest profeteerde en zei:
\v 68 "Prijs de Heer, God van Israël, want Hij heeft omgezien naar zijn volk en verlossing gebracht.
\v 69 Hij heeft een hoorn van verlossing opgewekt voor ons in het huis van zijn dienaar David.
\v 70 zoals Hij dat al langgeleden beloofd had door de mond van de heilige profeten
\v 71 Dat wij, verlost zijn uit de handen van onze vijanden, die ons haten.
\v 72 Hij doet dit om zijn goedheid naar onze vaderen te laten zien en om zijn heilige verbond te bevestigen.
\v 73 De belofte die Hij aan onze vader Abraham, gezworen heeft, is niet vergeten,
\v 74 Hij beloofde dat Hij ons zou redden van onze vijanden en dat we Hem zonder angst kunnen dienen.
\v 75 Hij beloofde dat wij Hem voor altijd in heiligheid en gerechtigheid kunnen dienen.
\v 76 En jij, mijn kind, zal een profeet van de Allerhoogste worden genoemd; want jij zal voor de Heer gaan om Zijn wegen voor te bereiden.
\v 77 om kennis van de redding aan zijn volk te geven door de vergeving van hun zonden,
\v 78 en de zachtmoedigheid van onze God waardoor de zonsopgang ons van boven zal helpen.
\v 79 Om te schijnen op allen die in het donkere schaduw van de dood verblijven. Hij zal did doen om onze voeten in het pad van vrede te leiden."
\v 80 Het kind groeide op en was sterk in de geest. En hij woonde in de woestijnen tot de dag, dat hij publiekelijk in Israel verscheen.
\s5
\c 2
\p
\v 1 En het gebeurde in die dagen, dat er een bevel uitging van keizer Augustus, dat er een volkstelling genomen moest worden in het Romeinse rijk.
\v 2 Deze volkstelling gebeurde voor het eerst, toen Quirinius gouverneur over Syrië was.
\v 3 En iedereen ging op reis om zich te laten inschrijven voor de volkstelling, ieder in zijn eigen stad.
\v 4 Ook Jozef ging van Galilea, uit de stad Nazaret, naar Judea, naar de stad van David, die Betlehem heet, omdat hij uit het huis en het geslacht van David was,
\v 5 om zich te laten inschrijven met Maria, zijn verloofde, die zwanger was.
\v 6 En het gebeurde, toen zij daar waren, dat het tijd werd van haar baby te bevallen.
\v 7 En ze bracht een zoon ter wereld, haar eerst geborene en wikkelde Hem in doeken en legde Hem in een voerbak, omdat er geen plaats voor hun was in de herberg.
\v 8 Er waren herders in datzelfde gebied, die in de velden verbleven en s'nachts de wacht hielden over hun kudde.
\v 9 Een engel van de Here verscheen aan hun, en de glorie van de Here straalde rondom hem, en ze waren gevuld met grote angst.
\v 10 En de engel sprak tot hun: "Wees niet bang. Ik breng aan jullie goed nieuws, die alle mensen grote vreugde brengt.
\v 11 Voor jullie is vandaag een Redder geboren in de stad van David! Hij is Jesus Christus de Here!
\v 12 Dit is het teken dat aan jullie gegeven zal worden: Jullie zullen een baby vinden, gewikkeld in doeken, liggend in een voerbak."
\v 13 Plotseling was er bij de engel een grote menigte uit de hemel, ze loofden God en ze zeiden:
\v 14 "Ere aan God in de hemel, en vrede op aarde voor de mensen met wie Hij tevreden is."
\v 15 En het gebeurde toen de engelen van hun weg waren gegaan naar de hemel, dat de herders met elkaar spraken: "Laten wij dan naar Betlehem gaan om te zien wat gebeurd is van wat de Here aan ons bekend heeft gemaakt."
\v 16 En zij gingen haastig daarheen en vonden Maria en Jozef, en de baby, die in een voerbak lag.
\v 17 En toen zij hem gezien hadden, maakten zij bekend wat er over deze baby gezegd was.
\v 18 En allen die ervan hoorden, verbaasden zich over wat tot hen werd gesproken door de herders.
\v 19 Maar Maria bleef denken aan al deze dingen die ze gehoord had en bewaarde ze in haar hart.
\v 20 En de herders keerden terug, God verheerlijken en prijzen voor alles wat zij hadden gehoord en gezien, precies zoals het tegen hun gesproken was.
\v 21 Aan het einde van de achtste dag, toen hij besneden was, werd Hem de naam Jezus gegeven, de naam die door de engel gegeven was voordat zij zwanger werd.
\v 22 En toen de dagen van hun reiniging volgens de wet van Mozes vervuld waren, brachten zij Hem naar de tempel in Jeruzalem om Hem aan de Here te presenteren,
\v 23 Zoals het in wet van de Here is geschreven: "Iedere zoon die als eerste geboren is, zal voor de Here apart gezet worden."
\v 24 Dus zij offerden een offering volgens wat in de wet van de Here gezegd is, "een paar tortelduiven of twee jonge duiven."
\v 25 En zie, er was een man in Jeruzalem, zijn naam was Simeon, deze man was rechtvaardig en vroom. Hij verwachtte de vertroosting van Israël, en de Heilige Geest was op hem.
\v 26 Het was aan hem geopenbaard door de Heilige Geest dat hij de dood niet zou zien voordat hij de Christus van de Here gezien had.
\v 27 Geleid door de Geest, kwam Simeon in de tempel. Toen de ouders het kind Jezus binnenbrachten, om met Hem te doen wat de gewoonte van de wet was,
\v 28 nam hij Hem in zijn armen en hij loofde God en zei:
\v 29 "Nu laat U, Here, uw dienstknecht in vrede gaan, volgens uw woord.
\v 30 Want mijn ogen hebben uw verlossing gezien,
\v 31 dat U voorbereid hebt in de aanwezigheid van alle volken:
\v 32 'Een licht om openbaring te brengen tot alle volkeren en glorie van Uw volk Israël.'"
\v 33 En zijn vader en moeder stonden verbaasd over wat van Hem gezegd was.
\v 34 En Simeon zegende hen en zei tegen Maria, zijn moeder: "Kijk, dit kind is bestemd voor de val en opstanding van vele mensen in Israel en voor het teken dat is afgewezen -
\v 35 en een zwaard zal je eigen ziel doorsteken - zo dat de gedachten van vele harten geopenbaard worden."
\v 36 Een profetes Anna was daar. Ze was een dochter van Fanuël uit de stam Asher. Zij was gevorderd in haar dagen. Zij leefde met haar man zeven jaren na haar maagdelijkheid,
\v 37 en zij was een weduwe voor vierentachtig jaar. Zij verliet nooit de tempel, maar diende met vasten en bidden, dag en nacht.
\v 38 En zij kwam op dat ogenblik naar hun toe, en begon God te danken. Zij sprak tot iedereen over het kind die aan het wachten waren op de verlossing van Jeruzalem.
\v 39 En toen ze alles gedaan hadden, wat volgens de wet van de Here was vereist, keerden zij terug naar Galilea naar hun eigen stad Nazaret.
\v 40 Het Kind groeide op en werd krachtig, Hij was vol met wijsheid en de genade van God was op Hem.
\v 41 En Zijn ouders reisden elk jaar naar Jeruzalem voor het Paascha.
\v 42 En toen Hij twaalf jaar oud was, gingen zij op naar Jeruzalem\f + \ft 'Jeruzalem' is bijgevoegd. \ft Jeruzalem ligt op een heuvel; daarom 'gingen zij op.' \f* volgens de gebruikelijke tijd voor het feest.
\v 43 Nadat alle dagen van het feest voorbij waren, begonnen ze de terugreis naar huis. Maar het kind Jezus bleef achter in Jeruzalem en zijn ouders wisten het niet.
\v 44 Zij veronderstelden dat Hij in de groep was die met hun reisden, en na één dag
reizen zochten ze Hem onder de familieleden en bekenden.
\v 45 En toen zij Hem niet vonden, keerden zij terug naar Jeruzalem en begonnen naar Hem zorgvuldig te zoeken.
\v 46 En het gebeurde na drie dagen, dat zij Hem in de tempel vonden, waar Hij zat te midden van de leraren, terwijl Hij naar hen luisterde en hen vragen stelde.
\v 47 Iedereen die Hem hoorden, waren verbaasd over zijn verstand en zijn antwoorden.
\v 48 En toen zij Hem zagen stonden zij versteld en zijn moeder zei tegen Hem: "Kind, waarom hebt Jij ons dit aangedaan? Zie, Jouw vader en ik hebben met onrust naar Jou gezocht."
\v 49 En Hij zei tegen hun: "Waarom hebben jullie naar Mij gezocht? Wisten jullie niet dat Ik bezig moet zijn met de zaken van Mijn Vader?"
\v 50 Maar zij begrepen niet wat Hij bedoelde met deze woorden.
\v 51 En Hij ging met hun terug naar Nazaret en was aan hen onderdanig. En zijn moeder bewaarde al deze dingen in haar hart.
\v 52 En Jezus groeide in wijsheid en aanzicht en gunst bij God en mensen.
\s5
\c 3
\p
\v 1 In het vijftiende jaar van de regering van keizer Tiberius, toen Pontius Pilatus stadhouder over Judea was, en Herodes was een viervorst over Galilea, en zijn broer Filippus was viervorst over de regio Iturea en over Trachonitis, en Lysanias was viervorst over Abilene.
\v 2 Gedurende de tijd van de hogepriesters Annas en Kajafas, kwam het woord van God tot Johannes, de zoon van Zacharias, in de woestijn.
\v 3 Hij ging door de hele regio van de Jordaan, en onderwees de doop als antwoord op de bekering en voor vergeving van zonden.
\v 4 Zoals geschreven staat in het boek van de woorden van de profeet Jesaja:" De stem van iemand die roept in de woestijn, 'Maak de weg van de Here klaar, maak Zijn paden recht.
\v 5 Elk dal zal gevuld worden en elke berg en heuvel vlak gemaakt, en de bochten zullen recht en de oneffen wegen gelijk gemaakt worden.
\v 6 En iedereen zal de redding van God zien.'"
\v 7 Johannes zei tegen de menigte, die uitliep om zich door hem te laten dopen: "Jullie, Addergebroed! Wie heeft jullie gewaarschuwd, om de komende woede te ontvluchten?
\v 8 Breng dan vruchten voort, die bij de bekering horen. En ga niet bij jezelf zeggen: 'Wij hebben Abraham als onze vader,' want ik zeg tegen jullie, dat God de macht heeft uit deze stenen kinderen van Abraham te verwekken.
\v 9 Ook ligt de bijl al bij de wortel van de bomen. Want iedere boom die geen goede vruchten voortbrengt, wordt omgehakt en verbrand."
\v 10 De menigte vroeg hem: "Wat moeten wij dan doen?"
\v 11 Hij antwoordde: "Wie een dubbel stel kleren heeft, deel het met degene die geen kleren heeft, en wie geen eten heeft, doe het zelfde."
\v 12 Er kwamen ook tollenaars om zich te laten dopen en zij zeiden tegen hem: "Meester, wat moeten wij doen?"
\v 13 Hij zei tegen hen: "Vraag niet meer geld dan wat je voorgeschreven is."
\v 14 Ook de soldaten vroegen aan hem: "En wat moeten wij doen?" En hij zei tegen hen: "Pers niemand zijn geld af, en beschuldig niemand vals. Wees tevreden met je loon."
\v 15 Toen het volk verlangend in afwachting was voor de komst van de Messias en iedereen zich in hun hart afvroeg, of Johannes misschien de Messias zou kunnen zijn,
\v 16 antwoordde Johannes hen: "Inderdaad, ik doop jullie met water, maar Hij die komt is machtiger dan ik, van wie ik het niet waard ben Zijn schoenriem los te maken; Hij zal jullie dopen met de Heilige Geest en met vuur.
\v 17 Hij heeft de mand voor korenzuivering in Zijn hand om de dorsvloer grondig te reinigen en het graan in Zijn schuur te verzamelen, maar het kaf zal Hij verbranden met onuitblusbaar vuur."
\v 18 Met vele andere waarschuwingen maakte hij het evangelie aan het volk bekend.
\v 19 Maar toen de viervorst Herodes door hem bestraft werd om Herodias, de vrouw van zijn broer, en om alle misdaden, die Herodes bedreven had,
\v 20 heeft hij dit bij al het andere verzameld, en Johannes in de gevangenis gezet.
\v 21 En het gebeurde, terwijl alle mensen werden gedoopt, ook Jezus gedoopt werd en terwijl Hij in gebed was, de hemel open ging,
\v 22 en de Heilige Geest als een duif op Hem neerdaalde, en dat er een stem uit de hemel kwam: "U bent mijn geliefde Zoon, in U vind ik genoegen."
\v 23 Toen Jezus zijn dienstwerk begon was Hij ongeveer dertig jaar oud. De mensen namen aan dat Hij de zoon van Jozef was, de zoon van Heli,
\v 24 de zoon van Mattat, de zoon van Levi, de zoon van Melchi, de zoon van Jannai, de zoon van Jozef,
\v 25 de zoon van Mattatias, de zoon van Amos, de zoon van Naüm, de zoon van Hesli, de zoon van Naggai,
\v 26 de zoon van Maät, de zoon van Mattatias, de zoon van Semeïn, de zoon van Josek, de zoon van Joda,
\v 27 de zoon van Joanan, de zoon van Resa, de zoon van Zerubbabel, de zoon van Sealtiël, de zoon van Neri,
\v 28 de zoon van Melchi, de zoon van Addi, de zoon van Kosam, de zoon van Elmadan, de zoon van Er,
\v 29 de zoon van Jozua, de zoon van Eliëzer, de zoon van Jorim, de zoon van Mattat, de zoon van Levi,
\v 30 de zoon van Simeon, de zoon van Juda, de zoon van Jozef, de zoon van Jonan, de zoon van Eljakim,
\v 31 de zoon van Melea, de zoon van Menna, de zoon van Mattatta, de zoon van Natan, de zoon van David,
\v 32 de zoon van Isaï, de zoon van Obed, de zoon van Boaz, de zoon van Salma, de zoon van Nachson,
\v 33 de zoon van Amminadab, de zoon van Admin, de zoon van Arni, de zoon van Chesron, de zoon van Peres, de zoon van Juda,
\v 34 de zoon van Jakob, de zoon van Isaak, de zoon van Abraham, de zoon van Terach, de zoon van Nachor,
\v 35 de zoon van Serug, de zoon van Reü, de zoon van Peleg, de zoon van Eber, de zoon van Selach,
\v 36 de zoon van Kenan, de zoon van Arpaksad, de zoon van Sem, de zoon van Noach, de zoon van Lamech,
\v 37 de zoon van Metuselach, de zoon van Henoch, de zoon van Jered, de zoon van Mahalalel, de zoon van Kenan,
\v 38 de zoon van Enos, de zoon van Set, de zoon van Adam, de zoon van God.
\s5
\c 4
\p
\v 1 Jezus nu, vol van de heilige Geest, keerde terug van de Jordaan en werd door de Geest in de woestijn geleid,
\v 2 waar Hij veertig dagen verleid werd door de duivel. En Hij at niets in die dagen en toen ze voorbij waren, was Hij erg hongerig.
\v 3 En de duivel zei: "Als U Gods Zoon bent, zeg dan tot deze steen, dat hij brood wordt."
\v 4 En Jezus antwoordde hem: "Er staat geschreven: Niet alleen van brood zal de mens leven."
\v 5 Toen nam de duivel Jezus mee naar een hoogvlakte en liet Hem in een oogopslag de koninkrijken van de wereld zien.
\v 6 En de duivel zei: "Ik kan U macht en glorie over al dit geven, want zij zijn aan mij gegeven, en ik geef ze aan wie ik wil.
\v 7 Als U mij dan aanbidt, zal het allemaal van U zijn."
\v 8 En Jezus antwoordde: "Er staat geschreven: Jij zult de Here, jouw God, aanbidden en Hem alleen dienen."
\v 9 Toen leidde de duivel Hem op het dak van de tempel in Jeruzalem en hij zei: "Als U Gods Zoon bent, spring naar beneden;
\v 10 want er staat geschreven: 'Aan zijn engelen zal Hij opdracht geven om U te beschermen,
\v 11 Op de handen zullen zij U dragen, zodat U uw voet niet aan een steen stoot.'"
\v 12 En Jezus antwoordde: "Er staat geschreven: Jij zult de Here, jouw God, niet testen."
\v 13 En toen de duivel klaar was met zijn verleidingen, ging hij weg en liet Jezus tijdelijk met rust.
\v 14 En Jezus keerde in de kracht van De Heilige Geest terug naar Galilea. En het nieuws over Hem verspreidde zich in de omliggende regio.
\v 15 Hij onderwees in hun synagogen en werd door iedereen geprezen.
\v 16 En Hij kwam in Nazaret, waar Hij opgevoed was, en Hij ging volgens zijn gewoonte op de sabbatdag naar de synagoge en stond op om voor te lezen.
\v 17 Hij las het boek van de profeet Jesaja dat aan hem gegeven was en toen Hij het boek geopend had, vond Hij de plaats, waar geschreven is:
\v 18 "De Geest van de Heer is op Mij, Hij heeft Mij gezalfd, om aan armen het goede nieuws te brengen;
\v 19 en Hij heeft Mij gestuurd om aan gevangenen te vertellen dat ze vrijgezet zullen worden en aan blinden dat ze weer kunnen zien, en dat onderdrukten vrijheid zullen krijgen. Om bekend te maken dat de tijd van het aangename jaar van de Here is begonnen."
\v 20 Daarna sloot Hij het boek, gaf het terug aan de dienaar en ging zitten.
\v 21 En iedereen in de synagoge keek naar Hem en Hij zei: "Vandaag zijn deze woorden werkelijkheid geworden."
\v 22 En ze waren allemaal onder de indruk van Hem en de woorden van vergeving en genade die Hij sprak. En zij zeiden: "Is dit niet de zoon van Jozef?"
\v 23 En Hij zei: "Jullie zullen zeker deze spreuk tegen Mij zeggen: Geneesheer, genees Uzelf! Doe alle dingen, waarvan wij gehoord hebben, die in Kafarnaüm zijn gebeurd, ook hier, in uw geboorteplaats."
\v 24 en Hij voegde daar aan toe: "Luister goed, geen profeet is geaccepteerd in zijn eigen geboorteplaats.
\v 25 Maar Ik spreek de waarheid, er waren vele weduwen in de dagen van Elia in Israël, toen de hemel drie jaren en zes maanden lang gesloten bleef en er grote hongersnood was in het hele land,
\v 26 en Elia werd niet naar hun gestuurd, maar wel naar een vreemdelinge in Sarepta, bij Sidon, waar een weduwe was die daar woonde.
\v 27 En er waren vele melaatsen in Israël tijdens de tijd van de profeet Elisa, en geen van hen werd gereinigd, maar wel Naäman de Syriër."
\v 28 En iedereen in de synagoge werd woedend toen zij dit hoorden.
\v 29 Zij stonden op en dwongen Hem de stad uit tot aan de rand van de berg, waarop hun stad gebouwd was, om Hem van de steile klif af te duwen.
\v 30 Maar Hij liep tussen hen door en vertrok.
\v 31 En hij ging naar Kafarnaüm, een stad in Galilea, en Hij sprak elke Sabbat tot de mensen.
\v 32 En zij waren onder de indruk van zijn leer, want Zijn woorden waren met autoriteit gesproken.
\v 33 En in de synagoge was er iemand in de macht van een boze, onreine geest,
\v 34 en hij schreeuwde met luide stem: "Ha, wat hebt U met ons te maken, Jezus van Nazaret? Bent U gekomen om ons kwaad te doen? Ik weet wel wie U bent: de Heilige God!''
\v 35 En Jezus snoerde hem de mond en zei: "Wees stil en kom uit hem!'' De boze geest gooide de man in het midden van de synagoge neer en kwam uit hem zonder hem meer kwaad te doen.
\v 36 En ze waren allemaal verbaasd en zij bleven er over praten met elkaar en zeiden: "Wat voor woorden spreekt hij, Want Hij neemt autoriteit en beveelt de boze geesten en ze gaan weg."
\v 37 En iedereen hoorde over Hem in alle plaatsen in de omliggende regio.
\v 38 Daarna stond Jezus op en Hij ging van de synagoge naar het huis van Simon. De schoonmoeder van Simon had erg last van zware koorts en zij riepen Zijn hulp voor haar in.
\v 39 En Jezus boog zich over haar heen en bestrafte de koorts en deze verliet haar. Ze stond meteen op en begon hen te bedienen.
\v 40 Toen de zon onderging, brachten ze al hun zieke, lijdende familieleden naar Hem toe. Hij legde zijn handen op iedereen afzonderlijk en genas hun.
\v 41 Van velen gingen ook boze geesten uit, roepende en zeggende: "U bent de Zoon van God!'' En Hij beval ze niet te spreken, omdat zij wisten, dat Hij de Christus was.
\v 42 De volgende dag vertrok Hij en ging naar een eenzame plaats. De mensen kwamen bij hem en probeerden te voorkomen dat hij bij hen weg zou gaan.
\v 43 Maar Hij sprak tot hen: ''Ik moet ook aan vele andere steden het Goede Nieuws van het Koninkrijk van God vertellen, want daarom ben Ik hier heen gestuurd.''
\v 44 En Hij sprak in de synagogen van Judea.
\s5
\c 5
\p
\v 1 Toen Hij op een keer aan de oever van het meer Gennesaret stond, en de menigte op Hem aandrong en naar Gods woord luisterde, zag Hij twee schepen aan de oever liggen.
\v 2 De vissers waren eruit gegaan en spoelden de netten.
\v 3 Jezus ging in één van de schepen, dat van Simon. Hij vroeg hem de zee op te gaan, niet ver van de oever. Hij ging zitten en onderwees de menigte vanuit het schip.
\v 4 Toen Hij stopte met spreken, zei Hij tegen Simon: "Ga naar diep water en zet je netten uit om te vissen."
\v 5 En Simon antwoordde: "Meester, de hele nacht door hebben wij hard gewerkt en niets gevangen, maar op Uw woord zal ik de netten uitzetten."
\v 6 En toen zij dit gedaan hadden, haalden zij een grote menigte vissen binnen, en hun netten dreigden te scheuren.
\v 7 En zij wenkten hun kameraden in het andere schip, dat zij hen zouden komen helpen. En zij kwamen en vulden beide schepen, tot ze begonnen te zinken.
\v 8 Toen Simon Petrus dit zag, viel hij op zijn knieën neer voor Jezus en zei: "Verlaat mij, want ik ben een zondig mens, Here."
\v 9 Hij en alle mensen die bij hem waren, waren verbaasd over de visvangst, die zij gevangen hadden,
\v 10 evenzo ook Jakobus en Johannes, de zonen van Zebedeüs, die kameraden van Simon waren. En Jezus zei tegen Simon: "Wees niet bang, van nu af aan zul je mensen vangen."
\v 11 En zij trokken de schepen aan land en lieten alles achter en volgden Hem.
\v 12 En het gebeurde, toen Hij in één van de steden was, zie, daar was een man, vol melaatsheid. Toen hij Jezus zag, wierp hij zich voor Jezus met zijn gezicht op de grond en smeekte Hem: "Here, indien U wilt, kunt U mij reinigen."
\v 13 En Hij strekte zijn hand uit, raakte hem aan en zei: "Ik wil het, word rein." En op dat moment verliet de melaatsheid hem.
\v 14 En Hij gebood hem het aan niemand te vertellen, en zei: "Ga heen, laat je aan de priester zien en breng het offer voor je reiniging, zoals Mozes voorgeschreven heeft, als een getuigenis voor hen."
\v 15 Maar het gerucht over Hem ging steeds verder rond en vele menigtes kwamen samen om Hem te horen en zich te laten genezen van hun ziekten.
\v 16 Maar Hij trok zich vaak terug in eenzame plaatsen om te bidden.
\v 17 En het gebeurde op een dag dat Hij les gaf, dat er ook Farizeeën en wetgeleerden zaten. Zij kwamen uit alle dorpen van Galilea en Judea en uit Jeruzalem. En er was kracht van God in de Here, zodat Hij kon genezen.
\v 18 Er kwamen een paar mannen die een verlamde man op een matras droegen. Zij probeerden hem binnen te dragen en hem vóór Jezus te leggen.
\v 19 En toen zij geen gelegenheid vonden om hem naar binnen te dragen, vanwege de menigte, gingen zij het dak op en lieten hem met zijn matras door een opening in de dakpannen naar beneden zakken, vlak vóór Jezus.
\v 20 En toen Jezus hun geloof zag zei Hij: "Mens, je zonden zijn je vergeven."
\v 21 En de schriftgeleerden en de Farizeeën begonnen te overleggen en zeiden: "Wie is deze man, die zulke godslasterende dingen zegt? Wie kan zonden vergeven dan God alleen?"
\v 22 Maar Jezus doorzag hun overleggingen en antwoordde hen: "Wat overleggen jullie in jullie harten?
\v 23 Wat is makkelijker te zeggen, 'Je zonden zijn vergeven' of 'Sta op en wandel'?
\v 24 Maar zodat jullie mogen weten, dat de Zoon des mensen macht heeft op aarde om zonden te vergeven," Hij zei tegen de verlamde man: "Sta op, neem je matras mee en ga naar huis."
\v 25 En meteen stond hij voor hun ogen op en nam het matras waar hij op gelegen had mee. Hij ging naar zijn huis en loofde God.
\v 26 Iedereen was verbluft en loofde God, en was met ontzag vervuld. Zij zeiden: "Wij hebben vandaag ongelooflijke dingen gezien."
\v 27 En daarna vertrok Hij en zag Hij een tollenaar die Levi heette, bij zijn tolhuis zitten en Jezus zei tegen hem: "Volg Mij."
\v 28 Levi liet alles achter, stond op en volgde Hem.
\v 29 En Levi maakte een grote maaltijd voor Hem in zijn huis, en er was een grote menigte tollenaars en anderen, die met hen aan tafel waren.
\v 30 En de Farizeeën en hun schriftgeleerden klaagden tegen Zijn discipelen: "Waarom eten en drinken jullie met de tollenaars en zondaars?"
\v 31 En Jezus antwoordde hen: "Zij die gezond zijn hebben geen dokter nodig, maar zij die ziek zijn wel.
\v 32 Ik ben niet gekomen om rechtvaardigen te roepen, maar Ik ben gekomen om zondaars tot bekering te roepen."
\v 33 Toen zeiden zij tegen Hem: "De discipelen van Johannes vasten heel vaak en doen hun gebeden, en de Farizeeën doen precies hetzelfde, maar Uw discipelen eten en drinken."
\v 34 Jezus zei tegen hen: "Kan iemand de bruiloftsgasten laten vasten, terwijl de bruidegom bij hen is?
\v 35 Maar er zullen andere dagen komen, en wanneer de bruidegom van hen weggenomen is, dan zullen zij vasten."
\v 36 Hij sprak ook een gelijkenis tegen hen: "Niemand scheurt een lap van een nieuw kledingstuk af om die op een oud kledingstuk te naaien. Anders zal hij niet alleen het nieuwe scheuren, maar de lap van het nieuwe zal ook niet passen bij het oude.
\v 37 En niemand doet jonge wijn in oude zakken; anders zal de jonge wijn de zakken laten scheuren, de wijn verspillen en de zakken gaan verloren;
\v 38 maar jonge wijn moet je in nieuwe zakken doen.
\v 39 En niemand, die oude wijn gedronken heeft, wil jonge wijn hebben, want hij zegt: 'De oude is geweldig.'"
\s5
\c 6
\p
\v 1 Op een sabbat liep Hij door de korenvelden met zijn discipelen. Die plukten het graan, wreven ze in hun handen en aten de korrels op.
\v 2 Maar sommigen van de Farizeeën zeiden: "Waarom doen jullie iets wat op sabbat niet mag?"
\v 3 En Jezus antwoordde hen: "Hebben jullie dan niet gelezen wat David gedaan heeft, toen hij en z'n mannen honger kregen?
\v 4 Hoe hij het huis van God in ging en het heilige brood pakte en ervan gegeten heeft? En ook een deel gegeven heeft aan de mannen die bij hem waren terwijl niemand er van mag eten behalve de priesters?"
\v 5 Toen zei Hij tegen hen: "De Mensenzoon is Heer over de sabbat."
\v 6 Op een andere sabbat gebeurde het, dat Hij de synagoge in ging en uitleg gaf. Daar was een man met een verschrompelde rechterhand.
\v 7 De schriftgeleerden en de Farizeeën letten goed op Hem, of Hij op de sabbat iemand zou genezen, zodat ze een reden hadden om Hem te kunnen beschuldigen.
\v 8 Maar Hij wist wat ze dachten en zei tegen de man van wie de hand verschrompeld was: "Sta op en ga in het midden staan." Hij stond op en ging daar staan.
\v 9 En Jezus zei tegen hen: "Ik leg jullie de vraag voor; mag je op de sabbat goed doen of kwaad doen, een leven redden of verloren laten gaan?"
\v 10 Toen keek hij de kring rond en zei tegen hem: "Strek uw hand uit." Hij deed het en zijn hand werd weer gezond.
\v 11 En zij werden woedend en overlegden wat zij Jezus zouden aandoen.
\v 12 En het gebeurde in die dagen, dat Hij naar de bergen ging om te bidden, en Hij bracht de nacht door in gebed tot God.
\v 13 De volgende dag, riep Hij zijn volgelingen tot Zich en koos er twaalf uit, die Hij ook apostelen noemde:
\v 14 Simon, die Hij ook Petrus noemde, en zijn broer Andreas, Jakobus, Johannes, Filippus, Bartolomeüs,
\v 15 Matteüs, Thomas, Jakobus de zoon van Alfeüs, Simon die de Zeloot werd genoemd, Judas, de zoon van Jakobus,
\v 16 en Judas Iskariot, die de verrader geworden is.
\v 17 En Hij daalde met hen van de berg af en bleef op een vlakte staan. Daar was een grote groep van zijn volgelingen en een grote mensenmenigte uit het hele Joodse land en Jeruzalem en van Tyrus en Sidon aan de zee.
\v 18 Zij waren gekomen om naar Hem te luisteren en genezen te worden van hun ziekten. Mensen die geplaagd werden door boze geesten werden genezen.
\v 19 En de hele groep probeerde Hem aan te raken, omdat er genezende kracht van Hem uitging. Hij genas hen allen.
\v 20 Toen keek Hij naar zijn volgelingen en zei: "Gezegend zijn jullie die arm zijn, want voor jullie is het Koninkrijk van God.
\v 21 Gezegend zijn jullie die nu honger hebben, want jullie zullen vol worden. Gezegend zijn jullie die nu huilen, want jullie zullen lachen.
\v 22 Gezegend zijn jullie, wanneer mensen je haten en wanneer ze je uitsluiten, en beledigen en je naam afkeuren ter wille van de Mensenzoon.
\v 23 Wees blij op die dag en spring op van vreugde, want je loon is groot in de hemel. Op dezelfde manier hebben hun voorouders de profeten behandeld.
\v 24 Maar pas op, jullie die rijk zijn, want jullie hebben je vertroosting al ontvangen.
\v 25 Pas op, als je nu overvloed hebt, want je zult later honger hebben. Pas op, als je nu lacht, want je zult later verdriet hebben en huilen.
\v 26 Pas op, wanneer alle mensen goed over je praten, want op dezelfde manier hebben hun voorouders de valse profeten behandeld.
\v 27 Maar tegen jullie, die naar Mij luisteren, zeg ik: Heb je vijanden lief, doe goed tegen degenen, die je haten;
\v 28 Zegen hen die je ongeluk wenst en bid voor wie jou slecht behandelt.
\v 29 Slaat iemand je op de ene wang, bied hem dan ook de andere wang aan. Neemt iemand je jas af, laat hem ook je hemd nemen.
\v 30 Vraagt iemand iets van je, geef het hem dan. Neemt iemand iets van jou, vraag het niet terug.
\v 31 En zoals je wilt dat anderen jou behandelen, zo moet je hen ook behandelen.
\v 32 En als je alleen mensen lief hebt, die jou liefhebben, welk voordeel heb je dan? Ook de zondaars hebben lief, die hen liefhebben.
\v 33 Want als je mensen goed behandelt, die jou goed behandelen, welk voordeel heb je dan? Ook de zondaars doen dat.
\v 34 En als je uitleent aan hen, van wie je hoopt iets te ontvangen, welk voordeel heb je dan? Ook zondaars lenen aan zondaars uit om evenveel terug te ontvangen.
\v 35 Nee, heb je vijanden lief en doe hen goed. Leen uit zonder op terugbetaling te hopen. Je beloning zal groot zijn en je zult kinderen van de Allerhoogste zijn, want Hij is goed voor de ondankbare en kwade mensen.
\v 36 Wees barmhartig en vergevend, zoals je Vader vergevend is.
\v 37 Oordeel niet over anderen en er zal geen oordeel over jou gegeven worden. Veroordeel anderen niet en je zult niet veroordeeld worden. Vergeef en je zult vergeven worden.
\v 38 Geef en je zal gegeven worden. Een gulle, aangedrukte, geschudde, overlopende korenmaat zul je krijgen. Want met de maat, waarmee je meet, zal je gemeten worden."
\v 39 Hij sprak ook een gelijkenis tot hen: "Kan een blinde een blinde leiden? Zullen zij niet allebei in een put vallen?
\v 40 Een discipel staat niet boven zijn meester, maar iedereen die zijn training afgerond heeft, zal zijn als zijn meester.
\v 41 Zie je de splinter in het oog van je broer, maar de balk in je eigen oog valt je niet op?
\v 42 Hoe kun je tot je broeder zeggen: "Broeder, laat mij de splinter die in je oog zit, eruit halen, terwijl je de balk die in je eigen oog zit, niet ziet? Hypocriet, doe eerst de balk uit je eigen oog weg en dan zul je scherp kunnen zien om de splinter uit het oog van je broer te halen.
\v 43 Er is geen goede boom, die slechte vrucht geeft, evenmin ook een slechte boom, die goede vrucht produceert.
\v 44 Elke boom wordt aan zijn eigen vrucht herkend. Van dorens verzamel je geen vijgen, en van een braamstruik oogst je geen druiven.
\v 45 Een goed mens levert uit de goede schat van zijn hart het goede op en een slecht mens levert uit de kwade schat het kwade op. Want waar het hart vol van is, loopt de mond van over.
\v 46 Waarom noem je Mij Here, Here, en je doet niet wat Ik zeg?
\v 47 Ik zal je laten zien op wie iemand lijkt die bij Mij komt en mijn woorden hoort en ze doet.
\v 48 Diegene lijkt op iemand, die bij het bouwen van een huis diep graaft en het fundament op de rots legt. Als er een watervloed komt en de stroom tegen dat huis aanslaat, wankelt het niet, omdat het goed gebouwd is.
\v 49 Maar wie mijn woorden hoort en ze niet toepast, is gelijk aan iemand, die een huis op de grond bouwt zonder fundament. Als de stroom daar tegenaan slaat, stort het meteen in en het huis wordt één grote bouwval.
\s5
\c 7
\p
\v 1 Nadat Jezus al zijn woorden gezegd had terwijl de mensen luisterden, ging Hij Kafarnaüm binnen.
\v 2 Een slaaf van een hoofdman, die erg gewaardeerd was, was ernstig ziek en lag op sterven.
\v 3 Toen de hoofdman van Jezus hoorde, stuurde hij enkele leiders van de Joden met het verzoek te komen om zijn knecht te genezen.
\v 4 Toen zij bij Jezus waren aangekomen drongen ze erg bij Hem aan. Ze zeiden: "Hij is het waard dat U dit voor hem doet,
\v 5 want hij houdt van ons volk en hij heeft onze synagoge gebouwd."
\v 6 En Jezus ging met hen mee. Toen Hij niet ver meer van het huis was, stuurde de hoofdman vrienden om Hem te vertellen: "Here, doe geen moeite, want ik ben het niet waard, dat U bij mij thuis komt.
\v 7 Daarom heb ik ook mijzelf niet waardig gevonden om naar U te komen, maar spreek een woord en mijn knecht zal beter worden.
\v 8 Want ik neem zelf een ondergeschikte plaats in met soldaten onder mij, en ik
zeg tegen hem 'Ga' en hij gaat dan, en tegen iemand anders 'Kom', en hij komt en tegen mijn knecht 'Doe dit' en hij doet het."
\v 9 Toen Jezus dit hoorde, was hij verbaasd, en keerde Zich tot de menigte die hem volgde en zei: "Ik moet zeggen, zelfs in Israël heb Ik zó een groot geloof niet gevonden!"
\v 10 En toen de vrienden die gestuurd waren terugkwamen in het huis, vonden zij de knecht gezond.
\v 11 En het gebeurde kort daarna, dat Hij naar de stad Naïn ging. En zijn discipelen en een grote menigte gingen met Hem mee.
\v 12 Toen Hij dichtbij de stadspoort gekomen was, zagen ze net dat er een dode werd uitgedragen. Het was de enige zoon van zijn moeder, die weduwe was. Veel mensen uit de stad waren bij haar.
\v 13 En toen de Heer haar zag, ging Zijn hart naar haar uit en Hij zei tegen haar "Huil niet."
\v 14 Hij kwam dichterbij en raakte de draagbaar aan - de dragers stonden stil - en Hij zei: "Jongeman, ik zeg tegen jou, Sta op!"
\v 15 En de dode man ging overeind zitten en begon te praten, en Hij gaf hem aan zijn moeder.
\v 16 Vrees beving iedereen en zij verheerlijkten God en zeiden: "Een grote profeet is onder ons opgestaan" en "God geeft om ons volk."
\v 17 En dit nieuws over Hem verspreidde zich over heel Judea en in de hele omtrek.
\v 18 En de discipelen van Johannes vertelden al deze dingen tegen hem.
\v 19 En Johannes riep twee van zijn discipelen en stuurde hen naar de Heer om te zeggen: "Bent U degene die zou komen, of hebben wij iemand anders te verwachten?"
\v 20 Toen de mannen bij Hem gekomen waren, zeiden ze: "Johannes de Doper heeft ons gestuurd, om te zeggen: 'Bent U degene die komen zou, of verwachten wij iemand anders?'"
\v 21 Hij genas juist toen veel mensen van ziektes, plagen en boze geesten en aan vele blinden gaf Hij zicht.
\v 22 En Jezus antwoordde hen: "Ga heen en zeg tegen Johannes wat je gezien en gehoord hebt: Blinden kunnen weer zien, lamme mensen lopen weer, melaatsen zijn genezen, doven kunnen weer horen, doden worden opgewekt en armen ontvangen het goede nieuws.
\v 23 Gezegend is wie in Mij blijft geloven en Mijn handelingen accepteert."
\v 24 Toen de berichtgevers van Johannes vertrokken waren, begon Hij tegen de menigte te praten over Johannes: "Wat zijn jullie in de woestijn gaan bekijken? Wat wilden jullie daar zien? Een rietstengel bewogen door de wind?
\v 25 Maar wat heb je daar gezien? Een mens in luxueuze kleding? Kijk, degenen die luxueus gekleed zijn en overdreven leven, wonen in paleizen.
\v 26 Maar wat heb je daar gezien? Een profeet? Ja, en Ik zeg tegen jullie, zelfs meer dan een profeet.
\v 27 Deze is het, van wie geschreven staat: 'Kijk, Ik stuur Mijn berichtgever voor jullie uit, die de weg voor jullie zal voorbereiden.'
\v 28 Ik zeg jullie: 'Niemand die uit vrouwen geboren is, is groter dan Johannes, maar de kleinste in Gods Koninkrijk is groter dan hij.'"
\v 29 Toen de menigte dit hoorde en ook de tollenaars, verklaarden zij God rechtvaardig, want ze waren met de doop van Johannes gedoopt.
\v 30 Maar de Farizeeën en de schriftgeleerden verwierpen voor zichzelf de raad van God omdat zij niet door Johannes gedoopt waren.
\v 31 "Waarmee zal ik dan de mensen van deze generatie vergelijken en wat voor mensen zijn zij?
\v 32 Zij zijn net als kinderen, die op de markt zitten en elkaar het bekende toeroepen 'Wij hebben voor jullie op de fluit gespeeld en jullie hebben niet gedanst, wij hebben treurige liederen gezongen en jullie hebben niet gehuild.'
\v 33 Want Johannes de Doper is gekomen, en hij at geen brood en dronk geen wijn, en jullie zeggen: 'Hij heeft een boze geest.'
\v 34 De Mensenzoon is gekomen, Hij at wel en dronk ook, en jullie zeggen: 'Kijk, Hij is gretig en een dronkaard en een vriend van tollenaars en zondaars!'
\v 35 Maar de wijsheid is gerechtvaardigd door al haar kinderen."
\v 36 Een van de Farizeeërs nodigde Hem uit om bij hem te komen eten en Hij kwam in het huis van de Farizeeër en ging aan tafel.
\v 37 En kijk, een vrouw die in de stad als zondares bekend stond, ontdekte dat Hij aan tafel was in het huis van de Farizeeër. En ze bracht een albasten kruik met mirre,
\v 38 en ze ging huilend achter Hem staan bij Zijn voeten, en begon met haar tranen Zijn voeten nat te maken en droogde ze af met haar hoofdhaar, en kuste
Zijn voeten en zalfde ze met mirre.
\v 39 Toen de Farizeeër die Jezus uitgenodigd had dat zag, zei hij tegen zichzelf: "Als deze man inderdaad een profeet was, zou Hij wel weten wie en wat deze vrouw is die hem aanraakt, dat zij een zondares is."
\v 40 En Jezus antwoordde hem: "Simon, ik wil je iets zeggen." Hij zei: "Meester zeg het maar."
\v 41 "Een schuldeiser had twee schuldenaars. De een was hem vijfhonderd schellingen schuldig, de ander vijftig.
\v 42 Toen zij hem niet konden betalen, schold hij het hun beiden kwijt. Wie van hen zal dan het meest liefhebben?"
\v 43 Simon antwoordde hem: "Ik denk, hij wie het meest is kwijt gescholden." Jezus zei tegen hem: "Je hebt juist geoordeeld."
\v 44 Jezus keerde zich naar de vrouw en zei tegen Simon: "Zie je deze vrouw? Ik ben in jouw huis gekomen, water voor mijn voeten heb je Mij niet gegeven, maar zij heeft met tranen Mijn voeten nat gemaakt en ze met haar haren afgedroogd.
\v 45 Je hebt mij geen kus gegeven, maar zij heeft van het moment dat ik binnen kwam, onophoudelijk mijn voeten gekust.
\v 46 Met olie hebt je Mijn hoofd niet gezalfd, maar zij heeft Mijn voeten met mirre gezalfd.
\v 47 Daarom zeg ik tegen jullie: 'Haar zonden zijn haar vergeven, al waren het er vele, want zij toonde veel liefde, maar wie weinig vergeven wordt, die laat weinig liefde zien."
\v 48 Toen zei Hij tegen haar: "Je zonden zijn vergeven!"
\v 49 En diegenen die met hem aan tafel waren, zeiden tegen zichzelf: "Wie is deze man, dat Hij zelfs zonden vergeeft?"
\v 50 En Jezus zei tegen de vrouw: "Je geloof heeft je gered, ga heen in vrede!"
\s5
\c 8
\p
\v 1 Niet lang daarna, dat Jezus van stad tot stad en van dorp tot dorp trok, verkondigden Hij het evangelie van Gods Koninkrijk, en de twaalf met Hem,
\v 2 en ook een paar vrouwen, die genezen waren van slechte geesten en van ziektes: Maria, met de bijnaam Magdala, van wie zeven demonen uitgedreven waren,
\v 3 en Johanna, de vrouw van Chuzas, de rentmeester van Herodes, en Susanna en vele andere, die vanuit hun bezittingen voor hun behoeftes voorzagen.
\v 4 Toen er veel mensen van stad en land naar Hem toe kwamen, sprak Hij door een gelijkenis:
\v 5 Een zaaier ging uit om zijn zaad te zaaien. En bij het zaaien viel een deel langs de weg, het werd vertrapt en de vogels van de hemel aten het op.
\v 6 En een ander deel viel op de rotsige grond, en toen het opkwam, droogde het uit, omdat het geen vochtigheid had.
\v 7 En een ander deel viel midden tussen de dorens, en de dorens kwamen tegelijk op met het zaad, en verstikte het.
\v 8 Een ander deel viel in goede aarde, en toen dat opkwam, bracht het honderdvoudig vrucht voort. Nadat Hij dit zei, riep Hij: "Wie oren heeft om te horen, laat hem horen. '
\v 9 Zijn discipelen vroegen Hem wat de betekenis van deze gelijkenis was.
\v 10 En Hij zei: "Het is aan jullie gegeven de geheimen van Gods Koninkrijk te kennen, maar aan de anderen worden zij gesproken in gelijkenissen, zodat zij zien en niet zien en horen maar niet begrijpen.
\v 11 Dit is de gelijkenis: Het zaad is het woord van God.
\v 12 Die, wie langs de weg zijn, hebben het woord gehoord; daarna komt de duivel en neemt het woord uit hun harten weg, zodat zij niet zouden geloven en gered worden.
\v 13 Die op de rotsige bodem, zijn zij, die het woord horen met blijdschap zodra zij het ontvangen; en dezen hebben geen wortel, zij geloven voor een tijd en in een tijd van beproeving worden zij ontrouw.
\v 14 Wat in de dorens viel, zijn zij, die het woord gehoord hebben; en gaandeweg worden zij door zorgen, rijkdom en lusten van het leven verstikt en zij brengen het woord niet tot vrucht.
\v 15 Het zaad dat in het goede aarde viel, zijn zij, die met een goed en godvruchtig hart het woord gehoord hebben, dat vasthouden en vrucht dragen in volharding.
\v 16 Niemand steekt een lamp aan en bedekt die met een vat of zet het onder een bed, maar hij zet haar op een standaard, zodat iedereen die binnentreedt het licht mag zien.
\v 17 Want er is niets verborgen, dat niet aan het licht zal komen, en niets geheim, dat niet bekend zal worden en aan het licht komen.
\v 18 Ziet dan toe, hoe jullie horen. Want wie heeft, zal gegeven worden, en wie niet heeft, ook wat hij denkt dat hij heeft, zal hem ontnomen worden.
\v 19 Zijn moeder en broers kwamen tot Hem en zij konden Hem niet bereiken vanwege de menigte.
\v 20 Men gaf Hem de boodschap "Uw moeder en uw broers staan buiten en willen U zien."
\v 21 Maar Hij antwoordde en zei: "Mijn moeder en mijn broers zijn degenen die het woord van God horen en doen."
\v 22 En het gebeurde op één van die dagen, dat Hij in een boot ging met zijn discipelen, en zei tot hen "Laten wij oversteken naar de overkant van het meer" en zij staken van wal.
\v 23 En terwijl zij vaarden viel Hij in slaap. Een storm kwam over het meer en zij kregen water in de boot en raakte in nood.
\v 24 De discipelen maakten Hem wakker en zeiden "Meester, Meester, wij vergaan!" Hij werd wakker en bestrafte de wind en het woeste water. En die kwamen tot rust en het werd stil.
\v 25 En Hij zei tot hen "Waar is jullie geloof?" En zij raakten bang en zeiden met verbazing tot elkaar "Wie is toch deze man, dat Hij ook aan de winden en aan het water bevelen geeft en zij Hem gehoorzaam zijn?"
\v 26 En zij voeren naar het land der Gerasenen, dat tegenover Galilea ligt.
\v 27 Toen Hij aan land ging, kwam Hem een man uit de stad tegemoet, die bezeten was door boze geesten, en sinds lange tijd droeg hij geen kleren meer en woonde niet in een huis, maar op de begraafplaats.
\v 28 Toen hij Jezus zag, schreeuwde hij uit en hij viel aan zijn voeten en sprak met luider stem "Wat hebt U met mij te maken, Jezus, Zoon van de allerhoogste God? Ik smeek U, doe mij geen pijn."
\v 29 Want Hij gaf de onreine geest bevel van de man uit te gaan. Want vele keren had de geest hem met geweld meegesleurd, en om hem te bewaken werd hij met kettingen en voetboeien geboeid, maar hij brak de boeien stuk en werd door de geest naar eenzame plaatsen gedreven.
\v 30 En Jezus vroeg hem: "Wat is uw naam?" Hij zei "Legioen" want vele geesten waren in hem gegaan.
\v 31 En zij smeekten Hem, dat Hij hun niet zou wegsturen in de afgrond.
\v 32 Nu werd op de berg een talrijke kudde zwijnen gehoed; en zij smeekten Hem, dat Hij hun zou toestaan daarin te gaan. En Hij stond het hun toe.
\v 33 En de geesten gingen uit de mens en gingen de zwijnen in, en de kudde stormde langs de helling het meer in en verdronk.
\v 34 Toen de hoeders zagen wat er gebeurd was, namen zij de vlucht en berichtten het in de stad en op het land.
\v 35 En de mensen liepen uit om te zien wat er gebeurd was, zij kwamen bij Jezus en vonden de mens, van wie de boze geesten uitgedreven waren, aan de voeten van Jezus zitten, gekleed en goed bij zijn verstand, en zij werden bang.
\v 36 En zij, die het gezien hadden, vertelde hun, hoe de bezetene genezen was.
\v 37 En de hele bevolking van de streek van de Gerasénen vroeg Hem, om van hen weg te gaan want zij waren erg bang geworden. En Hij ging in het schip en keerde terug.
\v 38 En de man, van wie de boze geesten uitgedreven waren, verzocht Hem bij Hem te mogen blijven. Maar Hij liet hem heengaan en zei:
\v 39 "Keer terug naar uw huis en vertel iedereen wat God voor je gedaan heeft." En hij ging de hele stad door verkondigen al wat Jezus voor hem gedaan had.
\v 40 Toen Jezus terugkeerde, wachtte de menigte Hem op, want zij keken allemaal naar Hem uit.
\v 41 En zie, er kwam een man, genaamd Jaïrus, en deze was een leider van de synagoge. En hij viel neer aan de voeten van Jezus en smeekte Hem naar zijn huis te komen,
\v 42 omdat zijn enige dochter, die ongeveer twaalf jaar oud was, op sterven lag. Terwijl Hij erheen ging, drong de menigte op Hem aan.
\v 43 En een vrouw, die voor twaalf jaar aan bloedvloeiing leed en door niemand genezen kon worden,
\v 44 kwam van achteren tot Hem en raakte de zoom van zijn tuniek aan, en direct haar vloeiing hield op.
\v 45 En Jezus zei "Wie is het, die Mij heeft aangeraakt?" En terwijl iedereen het ontkende, Petrus zei "Meester, de menigte drukken en verdringen U".
\v 46 Maar Jezus zei: "Iemand heeft Mij aangeraakt, want Ik heb kracht van Mij uit voelen gaan."
\v 47 Toen de vrouw zag, dat zij niet onopgemerkt bleef, kwam zij bevend dichterbij, viel voor Hem neer en vertelde Hem, voor de menigte, om welke reden zij Hem aangeraakt had en dat zij direct beter was geworden.
\v 48 En Hij zei tot haar "Dochter, jouw geloof heeft je gered, ga heen in vrede."
\v 49 Terwijl Hij nog sprak, kwam er iemand van de leiding van de synagoge met de boodschap "Jouw dochter is gestorven, val de Meester niet meer lastig!"
\v 50 Maar Jezus hoorde het en antwoordde hem "Wees niet bang, geloof alleen, en zij zal behouden worden."
\v 51 Toen Hij bij het huis aangekomen was, liet Hij niemand toe met Hem naar binnen te gaan, alleen Petrus, Johannes, Jakobus en de vader en moeder van het kind.
\v 52 Iedereen huilden en jammerden over haar. Maar Hij zei "Huil niet; zij is niet gestorven, maar zij slaapt."
\v 53 En zij lachten Hem uit, omdat zij wisten, dat zij gestorven was.
\v 54 Maar Hij pakte haar hand en riep, "Kind, sta op!"
\v 55 En haar geest keerde terug en zij stond meteen op. Hij beval, dat men haar eten zou geven.
\v 56 En haar ouders stonden versteld, maar Hij verbood hun tot iemand te spreken over dat wat was gebeurd.
\s5
\c 9
\p
\v 1 Toen riep Hij de twaalf apostelen bijeen en gaf ze de kracht en autoriteit om alle boze geesten uit te drijven en om ziekten te genezen.
\v 2 Hij zond hen uit om het Koninkrijk van God te verkondigen en de zieken te genezen.
\v 3 en Hij zei tegen hen: "Neem niets mee voor onderweg, geen portemonnee, geen geld en geen extra kleren.
\v 4 In welk huis je ook binnen gaat blijf daar totdat je vertrekt.
\v 5 En waar ze jullie niet willen ontvangen, ga dan weg uit die stad en schud het stof af van je voeten als een getuigenis tegen hen.''
\v 6 Zij vertrokken en en reisden de dorpen langs om overal het evangelie te verkondigen en de zieken te genezen.
\v 7 Herodes, de viervorst, hoorde wat er gebeurd was en wist niet wat hij ervan moest denken, omdat sommigen zeiden dat Johannes uit de dood was opgewekt,
\v 8 en door sommigen, dat Elia verschenen was, en door anderen, dat één van de profeten van lang geleden was opgestaan.
\v 9 Maar Herodes zei: "Johannes heb ik zelf laten onthoofden. Wie zou dat zijn, van wie ik zulke dingen hoor?" En hij probeerde Hem dus te zien.
\v 10 Toen de apostelen terug keerden, vertelden zij Hem alles wat ze gedaan hadden. En Hij nam hen mee en trok Zich terug naar een stad, genaamd Betsaïda.
\v 11 Maar toen de menigde dit hoorde,volgden ze Hem. En Hij verwelkomde hen en sprak tot hen over het Koninkrijk van God, en genas degene die genezing nodig hadden.
\v 12 Nu de dag tot zijn einde kwam en de twaalf kwamen naar Hem en zeiden: ''Stuur de mensen weg, zodat zij naar de dorpen en boerderijen in de omgeving gaan om accommodatie en eten te vinden, want wij zijn hier in een afgelegen plaats.''
\v 13 Maar Hij zei tegen hen: ''Jullie geef hen iets te eten.'' Zij zeiden: ''Wij hebben niet meer dan vijf broden en twee vissen, tenzij wij eropuit gaan om eten te kopen voor al deze mensen.''
\v 14 Want er waren ongeveer vijfduizend mensen. En Hij zei tegen zijn discipelen: ''Laat hen gaan zitten in groepen van ongeveer vijftig."
\v 15 En zij deden het en lieten hen allemaal zitten.
\v 16 Toen nam Jezus de vijf broden en de twee vissen, en Hij keek omhoog naar de hemel, sprak de zegen uit, en brak het brood en vissen in stukjes. Hij gaf het aan de discipelen om ze aan de menigte uit te delen.
\v 17 En zij aten en raakten allemaal vol en wat was overgebleven werd door hen opgeraapt: twaalf manden met stukjes.
\v 18 En het gebeurde terwijl Jezus alleen was in gebed, dat de discipelen bij hem waren. Hij vroeg hun:" Wat zegt de menigte over wie ik ben?"
\v 19 Zij antwoordden: ''Johannes de Doper'', anderen: ''Elia'', weer anderen: ''dat één van de profeten van lang geleden was opgestaan.''
\v 20 Hij zei tegen hen: "Maar wie zeggen jullie dat Ik ben?'' Petrus antwoordde: "De Christus van God".
\v 21 En Hij waarschuwde hen nadrukkelijk en beval hun dit tegen niemand te zeggen.
\v 22 En Hij zei: ''De Mensenzoon moet veel lijden doorstaan en afgewezen worden door de leiders van het volk en overpriesters en schriftgeleerden en Hij zal gedood worden en op de derde dag uit de dood opstaan.''
\v 23 Hij zei tegen iedereen: "Als iemand Mij wilt volgen, moet die zichzelf ontkennen en dagelijks zijn kruis opnemen, en Mij volgen.
\v 24 Want iedereen, die zijn leven zou willen behouden, die zal het verliezen; maar iedereen die zijn leven verloren heeft voor Mij, die zal het behouden.
\v 25 Want wat heeft een mens eraan, als hij de hele wereld wint, maar zichzelf verliest of zelf schade lijdt?
\v 26 Want ieder, die zich voor Mij en voor Mijn woorden zal schamen, voor hem zal de Mensenzoon Zich schamen, wanneer Hij komt in zijn heerlijkheid en de glorie van de Vader en de heilige engelen.
\v 27 Ik zeg het je in waarheid, er zijn enkele die hier staan, die de dood niet zullen proeven, voordat zij het Koninkrijk van God hebben gezien".
\v 28 Ongeveer acht dagen nadat Jezus deze woorden gezegd had, nam Hij Petrus, Johannes en Jakobus mee en Hij ging de berg op om te bidden.
\v 29 Terwijl Hij in gebed was, werd zijn gezicht stralend, en zijn kleding werd stralend wit.
\v 30 En zie, twee mannen spraken met Hem, Mozes en Elia,
\v 31 die in heerlijkheid verschenen. Zij spraken over zijn laatste dagen op aarde, dat Hij zal volbrengen in Jeruzalem.
\v 32 Petrus en diegenen die met hem waren, vielen in een diepe slaap, Toen zij wakker werden, zagen zij Zijn heerlijkheid, ze zagen ook de twee mannen die bij Hem stonden.
\v 33 Toen deze twee mannen van Hem weggingen, zei Petrus tegen Jezus: ''Meester, het is goed dat wij hier zijn, laten wij drie tenten maken, voor U één, één voor Mozes , en één voor Elia." want hij wist niet wat hij zei.
\v 34 Terwijl hij dit zei, kwam er een wolk die een schaduw over hen wierp. Zij werden bang toen zij in in de wolk gingen.
\v 35 En een stem kwam uit de wolk en zei: "Dit is mijn Zoon, de uitverkorene, luister naar Hem."
\v 36 Nadat de stem gesproken had, was Jezus bij Zichzelf. En zij hielden hun mond in die dagen en vertelden niemand van wat zij gezien hadden.
\v 37 Toen zij de volgende dag van de berg af kwamen, kwam een grote menigte Hem tegemoet.
\v 38 Zie, een man riep uit de menigte en zei:" Meester, ik smeek U naar mijn zoon te kijken, want hij is mijn enige kind.
\v 39 Kijk, een geest grijpt hem en dan schreeuwt hij ineens en hij begint te stuiptrekken, dat hem het schuim op de mond staat, en terwijl hij hem mishandelt, laat hij hem nauwelijks los.
\v 40 Ik heb uw discipelen gesmeekt om hem uit te drijven, maar ze konden het niet."
\v 41 Jezus antwoordde en zei: "O ongelovig en afvallige generatie, hoelang zal Ik nog bij jullie zijn en jullie verdragen? Breng jouw zoon hier."
\v 42 Terwijl het kind Jezus benaderde, gooide de boze geest hem op de grond en deed hem stuiptrekken. Maar Jezus bestrafte de onzuivere geest en Hij genas de jongen en gaf hem terug aan zijn vader.
\v 43 Zij waren allemaal verbaasd over de grootheid van God, terwijl iedereen zich verwonderde over alles wat Hij deed, zei Hij tegen zijn discipelen:
\v 44 "Luister goed, want de Mensenzoon zal overgeleverd worden in de handen van de mensen."
\v 45 Maar zij begrepen niet wat Hij bedoelde en de betekenis daarvan was voor hen verborgen, zodat zij het niet begrepen. En zij durfden Hem niet naar dit woord te vragen.
\v 46 Er kwam ook een discussie bij hen op, over wie van hen de belangrijkste was.
\v 47 Maar Jezus kende de discussie van hun harten, en Hij pakte een kind op en zette hem naast Zich,
\v 48 Hij zei tegen hen: "Iedereen, die dit kind ontvangt in Mijn naam, ontvangt Mij: en wie Mij ontvangt, ontvangt Hem diegene wie Mij gezonden heeft. Want wie de minste is onder jullie, die is groot."
\v 49 Johannes antwoordde en zei: "Meester, wij hebben iemand in Uw naam boze geesten zien uitdrijven en wij verboden het hem, omdat hij U niet volgt zoals wij".
\v 50 Jezus zei tegen hem: "Houdt hem niet tegen, want wie niet tegen jullie is, is vóór jullie."
\v 51 Toen de dagen naderden dat Hij opgenomen zou worden, richtte Hij zijn aandacht om naar Jeruzalem te reizen.
\v 52 Hij zond boden voor Zich uit. Zij gingen heen en kwamen in een dorp van de Samaritanen om alles voor Hem klaar te maken.
\v 53 Maar zij ontvingen Hem niet, omdat zijn bestemming voor Jeruzalem was.
\v 54 Toen de discipelen Jakobus en Johannes dit hoorden, zeiden zij: "Heer, wilt U, dat wij zeggen, dat vuur van de hemel zal komen om hen te vernietigen?"
\v 55 Maar Hij keerde Zich om en bestrafte hen,
\v 56 en zij gingen naar een ander dorp.
\v 57 Zij waren onderweg toen iemand tegen Hem zei: "Ik zal U volgen, waar U ook heengaat."
\v 58 Jezus zei tegen hem: "De vossen hebben holen en de vogels van de hemel hebben nesten, maar de Mensenzoon heeft geen plaats om Zijn hoofd neer te leggen."
\v 59 Hij zei tegen een ander: "Volg Mij." Maar deze zei: "Laat mij gaan om eerst mijn vader te begraven."
\v 60 Maar Hij zei tegen hem: "Laat de doden hun eigen doden begraven; maar jij, ga en verkondig het Koningkrijk van God."
\v 61 En weer een ander zei: "Ik zal U volgen, Heer, maar laat mij eerst afscheid nemen van mijn huisgenoten."
\v 62 Maar Jezus zei tegen hem: "Niemand, die de hand aan de ploeg zet en achterom kijkt, is geschikt voor het Koninkrijk van God."
\s5
\c 10
\p
\v 1 Na al deze gebeurtenissen wees de Here zeventig mannen aan en Hij zond hen twee aan twee voor Zich uit naar alle steden en plaatsen, waar Hij zelf heen zou gaan.
\v 2 En Hij zei tegen hen: "De oogst is groot, maar er zijn weinig arbeiders. Bidt de Here van de oogst, dat Hij arbeiders uitzendt in zijn oogst.
\v 3 Ga er op uit, zie Ik zend jullie als lammetjes in het midden onder de wolven.
\v 4 Neem geen portemonnee of rugzak of sandalen met jullie mee en groet niemand onderweg.
\v 5 In welk huis jullie ook binnenkomen, zeg eerst: 'Laat vrede op dit huis zijn!'
\v 6 Als daar een zoon van de vrede aanwezig is, dan zal jullie vrede op hem rusten, maar zo niet, dan zal de vrede naar jullie terugkeren.
\v 7 Blijf in dat zelfde huis, eet en drink wat ze jullie geven, want de arbeider is zijn loon waard. Ga niet van het ene huis naar het andere.
\v 8 En als jullie in een stad komen, waar men jullie verwelkomt, eet wat jullie wordt aangeboden,
\v 9 en genees de zieken, die er zijn, en zeg tegen hen: 'Het Koninkrijk van God is dicht bij gekomen.'
\v 10 Maar als jullie in een stad komen, waar men jullie niet verwelkomt, ga naar buiten de straat op en zeg:
\v 11 ' Ook het stof van uw stad, dat aan onze voeten kleeft, vegen wij af tegen jullie! Maar weet dit: Dat het Koninkrijk van God dicht bij is gekomen.'
\v 12 Ik zeg tegen jullie, dat het voor Sodom op die dag verdraaglijker zal zijn dan voor die stad.
\v 13 Pas op, Chorazin, pas op Betsaida, want als in Tyrus en Sidon de wonderen die hadden plaatsgevonden, die nu bij jullie hebben plaatsgevonden, dan zouden zij lang geleden berouw hebben getoond en in zak en as gaan zitten.
\v 14 Dan zal het voor Tyrus en Sidon meer te verdragen zijn in het oordeel dan voor jullie.
\v 15 En u, Kapernaum, zal u in de hemel opgenomen worden? Nee, naar hel zal je afdalen.
\v 16 Wie naar jullie luisteren, luistert naar Mij, en wie jullie afwijzen, wijst Mij af; en wie Mij afwijst, wijst Hem af die Mij gezonden heeft."
\v 17 En de zeventig mannen waren blij teruggekeerd en zeiden: "Here, ook de duivelse geesten onderwerpen zich aan ons in U naam."
\v 18 En Hij zei tegen hen: "Ik zag satan als een bliksemstraal uit de hemel vallen.
\v 19 Zie, Ik heb jullie macht gegeven om op slangen en schorpioenen te stappen en tegen de hele legermacht van de vijand; en niets zal jullie maar ook kwaad doen.
\v 20 Alhoewel, wees hierover niet blij, dat de boze geesten zich aan jullie onderwerpen, maar wees blij, dat jullie namen staan opgeschreven in de hemel."
\v 21 Tegelijkertijd verheugde Hij zich door de Heilige Geest en zei: "Ik dank U Vader, Heer van hemel en aarde, dat U deze dingen voor wijze en verstandige mensen verborgen gehouden heeft, maar aan kinderen bekend heeft gemaakt. Ja, Vader, want zo is het een genoegen geweest voor U.
\v 22 "Alle dingen zijn aan Mij toevertrouwt van mijn Vader en niemand weet, wie de Zoon is behalve de Vader en niemand weet wie de Vader is behalve Zoon, en aan wie de Zoon het wilt bekend maken"
\v 23 En Hij nam de discipelen apart en zei tegen hen privé, "Gezegend zijn de ogen, die zien wat jullie zien.
\v 24 Want Ik zeg tegen jullie: Vele profeten en koningen hebben uitgekeken naar wat jullie nu zien en zij hebben het niet kunnen zien, en horen, wat jullie nu horen en wat zij niet hebben kunnen horen."
\v 25 En zie, een Torah leraar stond op om Hem te testen en vroeg. "Rabbi, wat moet ik doen om het eeuwige leven te erven?"
\v 26 En Hij zei tegen hem: "Wat staat er in de Torah geschreven? Hoe lees je dat?"
\v 27 Hij antwoordde en zei: "Je zal de Here, uw God, liefhebben met heel je hart en met heel je ziel en met heel je kracht en met heel je verstand, en je zult je medemens liefhebben als jezelf."
\v 28 En Jesus zei tegen hem: "Je hebt correct geantwoord; doe dat en je zult leven."
\v 29 Maar hij wilde zichzelf verdedigen en zei tegen Jezus: "En wie is mijn medemens?"
\v 30 Jezus antwoordde hem en zei: "Een zeker man daalde af van Jerusalem naar Jericho en viel in de handen van rovers, die niet alleen zijn persoonlijke bezittingen beroofden maar hem ook sloegen en lieten hem voor half dood lieten liggen.
\v 31 Bij toeval een priester daalde af langs dezelfde weg; en hij zag de man, maar ging aan de overkant voorbij.
\v 32 Evenzo ging ook een Leviet langs die plaats, en hij zag hem en ging aan de overkant voorbij.
\v 33 Maar een Samaritaan, die op reis was, kwam in zijn buurt, en toen hij hem zag, kreeg hij medelijden met hem.
\v 34 En hij ging naar hem toe, verbond zijn wonden, goot er olie en wijn op; en hij zette hem op zijn eigen rijdier, bracht hem naar een herberg en verzorgde hem.
\v 35 De volgende dag gaf hij aan de herbergier twee penningen en zei: 'Verzorg hem en als er meer kosten zijn, dan zal ik je het vergoeden op mijn terugreis.'
\v 36 Wie van deze drie mensen denk je, dat de medemens geweest is van de man, die in handen van de rovers was gevallen?"
\v 37 Hij zei: "Die hem medeleven getoond heeft." En Jezus zei tegen hem: "Ga heen en doe hetzelfde."
\v 38 Terwijl zij op reis waren, kwam Hij in een bepaalt dorp. En een vrouw, die Martha heette, ontving Hem in haar huis.
\v 39 En zij had een zus, die Maria heette, die aan de voeten van de Here zat, en naar Zijn woord luisterde.
\v 40 Marta echter was erg druk met het voorbereiden van maaltijd. Zij ging naar Jesus en zei: "Here, kan het U niet schelen, dat mijn zus mij alleen laat dienen? Zeg tegen haar, dat zij mij komt helpen."
\v 41 Maar de Here antwoordde en zei tegen haar: "Marta, Marta, je maakt je bezorgd en druk over vele dingen,
\v 42 maar weinig is nodig, alleen een ding; want Maria heeft het goede deel gekozen, dat van haar niet zal worden weggenomen."
\s5
\c 11
\p
\v 1 En het gebeurde wanneer Jezus zijn gebed beëindigde, dat één van zijn discipelen tegen Hem zei: "Here, leer ons bidden, zoals ook Johannes zijn discipelen geleerd heeft."
\v 2 Hij zei: "Wanneer je bid, zeg 'Vader, uw naam worde geheiligd; laat uw Koninkrijk komen;
\v 3 geef ons elke dag ons dagelijks brood;
\v 4 en vergeef ons onze zonden, want ook wij vergeven iedereen, die ons iets schuldig is; en laat ons niet in verleiding komen.'"
\v 5 En Hij zei tegen hen: "Wie van jullie zal een vriend hebben, die midden in de nacht bij hem komt en tegen hem zegt 'Vriend, leen mij drie broden,
\v 6 want een vriend van mij is op zijn reis bij mij aangekomen en ik heb niets om hem te geven'
\v 7 en dat dan hij, die binnen is, zou zeggen: 'Val mij niet lastig, de deur is al gesloten en mijn kinderen en ik zijn in bed; ik kan niet opstaan om ze je te geven.'
\v 8 Ik zeg jullie, zelfs al zou hij niet opstaan en ze geven, omdat hij zijn vriend was, maar omdat hij onbeschaamt bleef door vragen zou hij opstaan en hem brood geven zoveel hij nodig heeft.
\v 9 En Ik zeg tegen jullie: Vraag en je zal gegeven worden; zoek en je zult vinden; klop en het zal opengedaan worden.
\v 10 Want iedereen die vraagt ontvangt en wie zoekt vindt en wie klopt, voor hem zal opengedaan worden.
\v 11 Is er soms een vader onder jullie, die, als zijn zoon hem om een vis vraagt, hem een slang zal geven in plaats van een vis?
\v 12 Of als hij om een ei vraagt, hem een schorpioen zal geven?
\v 13 Als jij, hoewel je slecht bent, goede dingen weet te geven aan je kinderen, hoeveel te meer zal jouw Vader, uit de hemel, de Heilige Geest geven aan hen die Hem daarom bidden?"
\v 14 En Hij was bezig een boze geest uit te drijven en deze was doofstom. En toen de boze geest uitgedreven was, begon de doofstomme man te spreken. En de menigte was diep onder de indruk.
\v 15 Maar sommigen van hen zeiden: "Hij drijft de geesten uit door Beëlzebul, de leider van de boze geesten."
\v 16 Anderen verlangden van Hem een teken uit de hemel om Hem te testen.
\v 17 Maar Hij kende hun gedachten en zei: "Ieder koninkrijk, dat tegen zichzelf verdeeld is, gaat ten onder, en een huis dat verdeeld is tegen zichzelf valt om.
\v 18 Als satan tegen zichzelf verdeeld is, hoe zal zijn koninkrijk kunnen standhouden? Want jij zegt dat Ik, door Beëlzebul de boze geesten uitdrijf.
\v 19 Als Ik door Beëlzebul de boze geesten uitdrijf, door wie doen jullie zonen het dan? Daarom zullen zij rechters over jullie zijn.
\v 20 Maar als Ik door Gods vinger de boze geesten uitdrijf, dan is Gods Koninkrijk bij jullie gekomen.
\v 21 Wanneer een sterke, goed gewapende man zijn eigen huis bewaakt, is zijn bezit in veiligheid.
\v 22 Maar wanneer iemand, die sterker is dan hij, hem aanvalt en hem overwint, rooft deze zijn wapenrusting waarop hij vertrouwde, en verdeelt zijn buit.
\v 23 Wie niet met Mij is, die is tegen Mij en wie niet met Mij samen komt, die drijft uiteen.
\v 24 Zodra de onreine geest de mens heeft verlaten, gaat hij door droge plaatsen om rust te zoeken, en als hij die niet vindt, zegt hij 'Ik zal terugkeren naar mijn huis, waar ik vandaan kwam.'
\v 25 En als hij komt, vindt hij het geveegd en op orde.
\v 26 Dan trekt hij in en neemt hij zeven andere geesten mee, bozer dan hij zelf; en zij komen binnen en wonen daar. En het wordt met dat mens erger dan in het begin."
\v 27 En het gebeurde, toen Hij deze dingen sprak, dat een vrouw uit de menigte haar stem verhief en tegen Hem zei: "Gelukkig is de schoot, die U heeft gedragen, en de borsten, die U heeft gezogen."
\v 28 Maar Hij zei: "Gelukkiger zijn zij die Gods woord horen en het behouden."
\v 29 Toen de menigte massaal bijeen kwam, begon Hij te zeggen: "Deze generatie is een boze generatie. Het verlangt een teken, maar het zal geen teken ontvangen dan het teken van Jona.
\v 30 Want zoals Jona voor de Ninevieten het teken werd, zo zal ook de Mensenzoon het teken zijn voor deze generatie.
\v 31 De koningin van het Zuiden zal in het oordeel optreden met de mannen van deze generatie en hen veroordelen, want zij is gekomen van het einde van de aarde om de wijsheid van Salomo te horen, en zie, meer dan Salomo is hier.
\v 32 De mannen van Nineve zullen in het oordeel opstaan met deze generatie en het veroordelen, want zij hebben zich bekeerd op de prediking van Jona, en zie, meer dan Jona is hier.
\v 33 Niemand steekt een lamp aan en zet die in de kelder of onder een mand, maar op de standaard, zodat iedereen die binnen komt het licht ziet.
\v 34 De lamp van het lichaam is je oog. Als dan je oog zuiver is, is ook je hele lichaam verlicht, maar wanneer het slecht is, is ook je lichaam duister.
\v 35 Wees daarom voorzichtig dat het licht wat in je is niet duister is.
\v 36 Als je lichaam geheel verlicht is en geen deel duister, zal het geheel verlicht zijn, net als wanneer de lamp je verlicht met haar licht."
\v 37 Terwijl Hij sprak, nodigde een Farizeeër Hem uit om bij hem te komen eten. En Hij kwam binnen en ging aan tafel zitten.
\v 38 De Farizeeër was verbaasd, toen hij zag, dat Hij zich vóór het eten niet eerst waste.
\v 39 Maar de Here zei: "En jullie Farizeeën, jullie reinigen de buitenzijde van je beker en schotel, maar van binnen ben je vol gewelddadige hebberigheid en slechtheid.
\v 40 Dwazen! Heeft Hij, die de buitenkant gemaakt heeft, ook niet de binnenkant gemaakt?
\v 41 Maar geef dat wat in je is als een gunst en zie, alles zal rein voor je zijn.
\v 42 Maar helaas Farizeeën, want jullie geven tienden van de pepermunt en de wijnruit en alle andere kruiden, en je denkt niet aan het oordeel en Gods liefde. Dit laatste hadden jullie moeten doen, zonder het eerste te negeren.
\v 43 Wee Farizeeën, want jullie houden van de ereplaats in de synagogen en de begroetingen op de markten.
\v 44 Ik heb medelijden met jullie, want jullie zijn als de onzichtbare graven: de mensen, die er overheen lopen, weten het niet."
\v 45 Één van de wet onderwijzers zei tegen Hem: "Meester, door dit te zeggen, beledigt U ons ook."
\v 46 Maar Hij zei: "Helaas ook jullie, onderwijzers van de wet, want jullie leggen de mensen lasten op die te moeilijk zijn, en zelf raken jullie die lasten niet met één vinger aan.
\v 47 Wee jullie, want jullie bouwen de grafstenen van de profeten, maar jullie voorouders hebben hen gedood.
\v 48 Dus jullie zijn dan getuigen die instemmen met de daden van jullie voorouders. Zij hebben hen gedood en jullie bouwen hun graf!
\v 49 Daarom zegt ook de wijsheid van God 'Ik zal profeten en apostelen naar hen sturen en zij zullen sommigen doden en vervolgen.'
\v 50 Als resultaat zal deze generatie verantwoordelijk worden gehouden, voor het bloed dat vergoten is van alle profeten, sinds de wereld begon.
\v 51 Van het bloed van Abel tot het bloed van Zacharias, die omgebracht is tussen het altaar en het tempelhuis. Ja, ik zeg tegen jullie, het zal opgeëist worden van deze generatie.
\v 52 Wee, onderwijzers van de wet, want jullie hebben de sleutel van de kennis weggenomen; zelf zijn jullie niet binnengegaan en zij, die binnen proberen te gaan, hebben jullie tegengehouden."
\v 53 En toen Hij van die plaats vertrok, begonnen de onderwijzers van de wet en de Farizeeën Hem heftig aan te vallen, en discussieerden met Hem over vele dingen,
\v 54 als een valstrik, met de bedoeling om Hem te kunnen vangen in een fout.
\s5
\c 12
\p
\v 1 Ondertussen, toen duizenden mensen bijeengekomen waren, zodat ze elkaar vertrapten, begon Hij te spreken, in de eerste plaats tot zijn discipelen: Pas op voor het gist van de farizeers, hetgeen schijnheiligheid is.
\v 2 Er is niets verborgen, dat niet geopenbaard zal worden, en niets dat geheim is, dat het bekend zal worden.
\v 3 Daarom, al wat jullie in het donker besproken hebben, zal in het licht gehoord worden en wat je aan het oor gefluisterd hebt in de binnenkamer, zal van
de daken bekend gemaakt worden.
\v 4 Ik zeg tegen jullie, mijn vrienden, wees niet bang voor degenen die het lichaam doden en daarna niets meer kunnen doen.
\v 5 Ik zal jullie laten zien voor wie je bang moet zijn. Wees bang voor degen die, nadat hij heeft dood gemaakt, de macht heeft om in de hel te gooien. Ja ik zeg zeker, wees bang voor Hem.
\v 6 Worden niet vijf mussen verkocht voor een paar centen? Zelfs niet een van die is vegeten door God.
\v 7 Ja, zelfs de haren op je hoofd zijn allemaal geteld. Wees niet bang: jullie zijn meer waard dan een heleboel mussen.
\v 8 Ik zeg tegen jullie: Iedereen die mij belijdt voor de mensen, zal ook de Mensenzoon belijden voor de engelen van God,
\v 9 maar degene die Mij ontkent voor de mensen, zal ontkent worden voor de engelen van God.
\v 10 Iedereen die een woord zal spreken tegen de Mensenzoon, het zal hem vergeven worden; maar aan hem die de Heilige Geest lastert, het zal hem niet vergeven worden.
\v 11 Wanneer ze jullie voor de synagogen brengen en voor de overheden en de autoriteiten, maak je geen zorgen over wat je zult zeggen om je te verdedigen,
\v 12 want de Heilige Geest zal jullie op dat ogenblik laten weten wat je moet zeggen.
\v 13 Iemand uit de menigte zei tegen hem: "Meester, zeg tegen mijn broer dat hij de erfenis met mij moet delen."
\v 14 Hij zei echter tegen hem: "Mens, wie heeft mij tot rechter of bemiddelaar over jou aangesteld?"
\v 15 Hij zei tegen hun: Pas op dat jullie jezelf afhouden van alle hebzuchtige verlangens,omdat het leven van een persoon niet bestaat uit de overvloed van zijn bezittingen."
\v 16 Toen vertelde Jezus een gelijkenis en zei; "Het land van een rijke man had veel opgebracht.
\v 17 En hij overlegde met zichzelf en zei; "Wat moet ik doen, want ik heb geen ruimte om mijn oogst te bewaren."
\v 18 Hij zei: "Dit ga ik doen: ik zal mijn schuren afbreken en grotere bouwen en ik zal daarin al mijn koren en al mijn goederen opslaan."
\v 19 Ik zal tegen mijn ziel zeggen: "Ziel, je hebt vele goederen opgeslagen voor vele jaren, doe het rustig aan, eet , drink en wees vrolijk."
\v 20 Maar God zei tegen hem: Dwaze man, vannacht wordt je ziel van je opgeeist, en de dingen die je hebt voorbereid, voor wie zullen ze zijn?
\v 21 Zo is het met hem die voor zichzelf schatten verzamelt en niet rijk is in God.
\v 22 Jezus zei tegen zijn discipelen: "Daarom zeg ik tegen jullie: Wees niet bezorgd over je leven, wat je zal eten of over je lichaam, over welke kleren,je zal dragen.
\v 23 Want het leven is meer dan voedsel en het lichaam meer dan de kleding.
\v 24 Let op de raven, zij zaaien niet en oogsten niet, zij hebben geen voorraad kamer of een schuur, en toch voedt God ze. Jullie zijn meer waard dan al de vogels.
\v 25 Wie van jullie kan, door bezorgd te zijn, enkele centimeters aan zijn lengte toevoegen?
\v 26 Als jullie zelfs zoiets kleins niet kunnen doen, waarom zijn jullie dan bezorgd over de rest?
\v 27 Let op de lelies, hoe ze groeien. Ze werken of spinnen niet. En ik zeg tegen jullie, dat zelfs Salomo in al zijn pracht en praal niet gekleed was zoals een van deze.
\v 28 Als God nu het gras op het veld, dat er vandaag staat en morgen in de oven gegooid wordt, zo aankleedt, hoeveel te meer kleedt Hij jullie, kleingelovigen?
\v 29 Zoek niet wat jullie zullen eten of drinken en wees niet bezorgd.
\v 30 Want naar al deze dingen zoeken al de volken van de wereld, en je Vader weet dat je deze dingen nodig hebben
\v 31 Maar zoekt Zijn Koninkrijk, en deze dingen zullen jullie worden toegevoegd.
\v 32 Wees niet bang, kleine kudde! Want je Vader wil jullie het Koningkrijk graag schenken.
\v 33 Verkoop je bezittingen en geef geld aan de armen. Maak voor jezelf portemonees die niet verslijten- een schat, die nooit opraakt in de hemelen, waar geen dief bij komt en geen mot schade doet.
\v 34 Want waar jullie schat is, zal ook jullie hart zijn.
\v 35 Houd je lendenen omgord en houd je lampen aan,
\v 36 en wees zoals mensen, die vol verwachting op hun meester wachten, wanneer hij terugkomt van de bruiloft, om hem, als hij aankomt en klopt, onmiddelijk te kunnen opendoen.
\v 37 Gezegend zijn de dienaars, die oplettend zijn als de meester aankomt, werkelijk ik zeg juliie, de meester zal zich omkleden, hen aan tafel uitnodigen, en bij hun komen en hun bedienen.
\v 38 En wanneer de meester in de tweede nachtwacht komt of zelfs in de derde nachtwacht en hun wakker aantreft, gezegend zijn zij.
\v 39 Maar weet dit: als de heer des huizes geweten had, op welk uur de dief zou komen, zou hij hem niet in zijn huis laten inbreken.
\v 40 Ook jullie moeten klaar staan, want op een uur dat jullie het niet verwachten, komt de Mensenzoon.
\v 41 En Petrus zei: "Heer, vertelt U deze gelijkenis alleen aan ons, of geld het voor iedereen?"
\v 42 De Here zei: "Wie is dan de betrouwbare, verstandige rentmeester, die de baas over zijn dienaren aan zal stellen om hun op tijd hun deel van het voedsel te geven?
\v 43 Gezegend is de dienaar wiens heer hem zo bezig vind als hij terugkomt.
\v 44 Werkelijk, ik zeg tegen jullie dat hij hem over al zijn bezittingen zal aanstellen.
\v 45 Maar als de dienaar in zijn hart zou zeggen: 'Mijn meester blijft lang uit', en hij zou beginnen de dienaars en dienaressen te slaan, en te eten, en dronken te worden,
\v 46 dan zal de meester van die dienaar komen op een dag dat hij het niet verwacht en op een uur dat hij niet weet, en hij zal hem in stukken snijden en wees een plaats voor hem aan bij de ontrouwen.
\v 47 Die dienaar, die de wil van zijn heer kende en geen voorbereidingen heeft getroffen, of niet gehandeld heeft naar de wil van zijn heer, zal veel geslagen worden.
\v 48 Wie echter de wil van de heer niet heeft gekend en dingen heeft gedaan, die slagen verdienen, zal weinig geslagen worden. Maar van een ieder wie veel gegeven is, zal veel geeist worden, en aan ieder wie veel is toevertrouwd, van hem zal nog meer worden gevraagd.
\v 49 Ik ben gekomen om vuur op de aarde te werpen en wat Ik zou willen dat het al ontstoken was.
\v 50 Ik moet gedoopt worden met een doop, en het benauwd mij, totdat het voldaan is.
\v 51 Denken jullie dat ik ben gekomen om vrede op aarde the brengen? Nee, ik zeg je, eerder verdeeldheid.
\v 52 Want van nu af aan zullen vijf in een huis verdeeld zijn, drie mensen tegen twee en twee mensen tegen drie.
\v 53 Ze zullen verdeeld zijn, vader tegen zoon en zoon tegen vader, moeder tegen dochter en dochter tegen moeder, schoonmoeder tegen haar schoondochter en schoondochter tegen haar schoonmoeder.
\v 54 Jezus zei ook tegen de menigte: "Wanneer jullie een wolk ziet opkomen in het westen, zeg jullie meteen: er komt een regenbui - en het gebeurt.
\v 55 En wanneer de zuidenwind waait, zeggen jullie: er zal een brandende hitte komen en het gebeurt.
\v 56 Hypocrieten! Je weten hoe je het uiterlijke van de aarde en de hemel moeten interpreteren, hoe komt het dat je niet weet hoe je de huidige tijd niet kunnen interpreteren?
\v 57 Waarom oordeel je niet wat goed is voor jezelf ?
\v 58 Want als je met de tegenstander naar de magistraat gaat, doe onderweg
een poging om je met hem te verzoenen, zodat hij je niet voor de rechter sleept en zodat de rechter je niet aan de rechtsdinaar uitlevert, en de rechtsdinaar je in de gevangenis gooit.
\v 59 Ik zeg, je zult daar zeker niet uitkomen voordat je de laatste cent hebt betaald."
\s5
\c 13
\p
\v 1 Op dat moment kwamen enkele van de mensen die bij Hem waren, en vertelden Hem over de Galileeërs van wie Pilatus het bloed mengde met hun eigen offers.
\v 2 Jezus antwoordde hen: "Denk je dat deze Galileeërs grotere zondaars waren dan alle andere Gallileeërs, omdat dit hun overkwam?
\v 3 Nee, zeg Ik je, maar als jij je niet bekeert, dan zal je hetzelfde overkomen.
\v 4 Of denk je, dat die achttien, die overleden toen de toren bij Siloam op hen viel, schuldiger waren dan alle andere mensen die in Jeruzalem wonen?
\v 5 Nee, zeg Ik, maar als jij je niet bekeert, zal je hetzelfde overkomen."
\v 6 En Hij vertelde deze gelijkenis: "Iemand had een vijgenboom die in zijn wijngaard geplant stond. Hij ging er heen om te zien of er vruchten aan groeiden, maar vond er geen.
\v 7 En hij zei tegen de wijngaardenier: 'Kijk, al drie jaar kom ik vruchten zoeken aan deze vijgenboom, maar ik vind ze niet. Hak hem om! Waarom zou hij deze grond nutteloos gebruiken?'
\v 8 Hij antwoordde: 'Heer, laat hem nog één jaar staan, ik zal er omheen graven en er mest bij brengen,
\v 9 en als hij volgend jaar vrucht draagt, dan is het goed, maar anders hak hem om."
\v 10 Jezus onderwees in één van de synagogen op sabbat.
\v 11 Daar was een vrouw, die al achttien jaar een geest van zwakheid had en zo krom was dat ze niet recht overeind kon staan.
\v 12 Toen Jezus haar zag, sprak Hij haar aan en zei: "Vrouw, je bent verlost van je zwakheid."
\v 13 Hij legde Zijn handen op haar, en gelijk stond ze rechtop en gaf God de eer.
\v 14 Maar de leider van de synagoge nam het Jezus kwalijk dat hij op de sabbat genas en zei tegen de menigte: "Er zijn zes dagen in de week voor werk, kom op één van die zes dagen maar niet op de sabbatdag."
\v 15 Maar de Heer antwoordde hem: "Hypocrieten, maken jullie niet allemaal op de sabbat je os of ezel los van de voerbak om hem te laten drinken?
\v 16 Mocht deze vrouw, een dochter van Abraham, die satan voor achttien jaar bevangen had, niet losgemaakt worden van deze band op de sabbatdag?"
\v 17 En toen Hij dit zei, schaamden al zijn tegenstanders zich, en de hele menigte was blij over al de heerlijke dingen, die door Hem werden uitgevoerd.
\v 18 Toen vroeg Jezus: "Waar lijkt het Koninkrijk van God op? En waarmee zal Ik het vergelijken?
\v 19 Het lijkt op een mosterdzaadje, dat iemand in zijn tuin zaaide, wat uitgroeide in een boom, en de vogels van de hemel nestelden in zijn takken."
\v 20 En weer vroeg Hij: "Waarmee zal Ik het Koninkrijk van God vergelijken?
\v 21 Het is net als zuurdesem dat een vrouw vermengde met drie delen meel totdat het geheel doorzuurd was."
\v 22 En Hij trok verder langs steden en dorpen, onderwees terwijl Hij naar Jeruzalem reisde.
\v 23 En iemand vroeg Hem: "Heer, worden alleen een paar mensen gered?"
\v 24 Hij zei tegen hen: "Doe alles om door de nauwe deur te gaan, want velen, zeg Ik jullie, zullen proberen binnen te gaan, maar slagen er niet in.
\v 25 Vanaf het ogenblik, dat de eigenaar van het huis is opgestaan en de deur heeft gesloten, zullen jullie buiten staan en aan de deur kloppen en roepen: 'Heer, open de deur', en Hij zal antwoorden met: 'Ik ken jullie niet, waar komen jullie vandaan?'
\v 26 Dan zullen jullie zeggen: 'Wij hebben met U gegeten en gedronken en U hebt onderwezen in onze straten.'
\v 27 En Hij zal jullie zeggen: 'Ik zeg jullie, Ik weet niet waar jullie vandaan komen, ga weg van Mij werkers van de ongerechtigheid.'
\v 28 Daar zal het jammeren en tandenknarsen zijn, wanneer je Abraham, Isaak en Jakob en alle de profeten zal zien in het Koninkrijk van God, maar zelf bent buitengesloten.
\v 29 En zij zullen van het oosten en westen komen en van het noorden en zuiden en aan tafel zitten in het Koninkrijk van God.
\v 30 En zie, er zijn laatsten, die de eersten zullen zijn en er zijn eersten, die de laatsten zullen zijn."
\v 31 Op datzelfde moment kwamen er een paar Farizeeën naar hem toe en zeiden: "Ga hier weg, want Herodes wil U doden."
\v 32 En Hij zei tegen hen: "Ga naar die vos en zeg: Zie, Ik drijf boze geesten uit en genees mensen, vandaag en morgen, en op de derde dag zal ik mijn doel bereiken.
\v 33 Ik zal vandaag, morgen en overmorgen verder moeten reizen, want het is niet geoorloofd dat een profeet omkomt buiten Jeruzalem.
\v 34 Jeruzalem, Jeruzalem, dat de profeten doodt, en stenigt wie naar je toegestuurd zijn. Hoe vaak heb Ik je kinderen willen verzamelen, zoals een hen haar kuikens onder haar vleugels beschermt, en je wilt het maar niet.
\v 35 Kijk, je huis blijft verlaten achter. Maar Ik zeg jullie, jullie zullen Mij niet meer zien tot het ogenblik, dat jullie zeggen: 'Gezegend Hij, die komt in de naam van de Heer!"
\s5
\c 14
\p
\v 1 En het gebeurde op een sabbat, toen Hij in het huis van een van de leiders van de Farizeeën kwam om brood te eten, dat zij hem zeer oplettend in de gaten hielden.
\v 2 En zie, er stond een man met waterzucht vóór Hem.
\v 3 En Jezus zei tegen de onderwijzers van de wet en de Farizeeën: "Is het toegestaan dat een mens op de sabbat mag worden genezen of niet?"
\v 4 En ze zwegen. En Jezus greep hem vast en Hij genas hem en liet hem gaan.
\v 5 En Hij zei: "En wie van jullie die een zoon of een os heeft, die op de sabbat in een put valt, zal hem niet direct eruit halen?"
\v 6 En zij waren niet in staat om deze vraag te beantwoorden.
\v 7 Hij sprak tegen de uitgenodigde gasten een gelijkenis omdat hij merkte dat ze de beste zitplaatsen hadden uitgekozen en hij zei tegen hen:
\v 8 "Wanneer je door iemand op een bruiloft uitgenodigd bent, ga dan niet op de beste plaats zitten: misschien is er een belangrijkere gast uitgenodigd.
\v 9 En de gastheer die jullie allebei heeft uitgenodigd zal dan tegen jou zeggen: 'Geef jouw plaats aan hem'. En dan zou jij tot je schaamte de laagste plaats in moeten nemen.
\v 10 'Als je uitgenodigd bent ga dan in de laagste plaats zitten, zodat wanneer degene komt die je uitgenodigd heeft, tegen jou zal zeggen, 'Vriend, kom meer naar voren.' Dan zal dat voor jou een eer zijn in de ogen van iedereen die met jou aan tafel zit.
\v 11 Want iedereen die zichzelf verhoogt, zal vernederd worden, maar wie zichzelf vernedert, zal verhoogd worden."
\v 12 Hij zei ook tegen de man die Hem uitgenodigd had: "Wanneer je een middag- of avondmaaltijd organiseert, nodig dan niet je vrienden of je broeders of je familieleden of je rijke buren uit; die zullen makkelijk op hun beurt je terug kunnen uitnodigen en jij hebt dan terugbetaling ontvangen.
\v 13 Maar wanneer je een feestmaaltijd organiseert, nodig dan bedelaars, misvormden, lammen en blinden uit.
\v 14 En je zult gezegend zijn, omdat zij niet kunnen terug betalen. Maar het zal aan jou terug betaald worden bij de opstanding van de heiligen."
\v 15 Toen een van hun die met Jezus aan tafel zat dit hoorde, zei hij: "Gezegend is de persoon die brood zal eten in het Koninkrijk van God."
\v 16 Maar. Jezus zei: "Iemand gaf een feestmaaltijd en nodigde vele mensen uit.
\v 17 Hij stuurde zijn dienaar er op uit toen de feestmaaltijd klaar was, om tegen de gasten te zeggen 'Kom het eten staat klaar.'
\v 18 En zij begonnen zich allemaal te verontschuldigen. De eerste zei: 'Ik heb een akker gekocht en ik moet die gaan bekijken: het spijt me dat ik niet kan komen.'
\v 19 En een ander zei: 'Ik heb net vijf paar ossen gekocht en ik ga die keuren; het spijt me dat ik niet kan komen.'
\v 20 Weer een ander zei: 'Ik ben net getrouwd en daarom kan ik niet komen.'
\v 21 En de dienaar kwam terug en vertelde zijn heer deze dingen. Toen werd de heer van het huis kwaad en zei tegen de dienaar: 'Ga gelijk de straat op en de steegjes in en breng alle bedelaars en kreupelen en blinden en lammen uit de stad hier.'
\v 22 En de dienaar zei: 'Meester, wat u hebt opgedragen is gebeurd en nog is er plaats over.'
\v 23 En de heer zei: 'Ga de wegen en de paden op en dring er bij de mensen op aan om binnen te komen, zodat mijn huis vol zal worden.'
\v 24 Want ik zeg je: niemand van die mensen die eerst uitgenodigd waren zullen van mijn maaltijd proeven."
\v 25 Grote menigten gingen met Hem mee, en Hij draaide zich om en zei tegen hen:
\v 26 "Indien iemand tot Mij komt en zijn vader en moeder niet haat en kinderen en broeders en zusters, ja zelfs zijn eigen leven, die kan mijn discipel niet zijn.
\v 27 Wie niet zijn eigen kruis draagt en achter Mij komt, kan mijn discipel niet zijn.
\v 28 Want wie van jullie, die een toren wil bouwen, gaat niet eerst zitten om de kosten te berekenen, of hij heeft wat nodig is om het te voltooien?
\v 29 Anders, als hij het fundament gelegd heeft en het werk niet kon voltooien, dan zullen de anderen die het zien beginnen hem belachelijk te maken.
\v 30 Ze zullen zeggen: 'Deze man begon te bouwen, maar hij kon het niet afmaken.'
\v 31 Of, welke koning, die eropuit trekt om tegen een andere koning oorlog te voeren, gaat niet eerst zitten om te overwegen of hij in staat is om met tienduizend man de andere koning kan bevechten, die tegen hem komt met twintig duizend man.
\v 32 En zo niet, dan stuurt hij, terwijl de ander leger nog ver weg is, een delegatie en vraagt wat de vredes voorwaarden zijn.
\v 33 Zo zal dus niemand van jullie, die geen afstand kan doen van zijn bezittingen, mijn discipel kunnen zijn.
\v 34 Het zout is wel goed, maar wanneer zelfs het zout zijn kracht verliest, hoe kan het weer zoutig gemaakt worden?
\v 35 Het is niet bruikbaar voor de grond, en ook niet voor de mesthoop: men gooit het weg. Wie oren heeft om te horen, moet horen!"
\s5
\c 15
\p
\v 1 Alle belastingambtenaren en zondaars waren gewend om bij Jezus te komen om naar Hem te luisteren.
\v 2 De Farizeeën en de onderwijzers van de wet mopperden en zeiden: "Hij ontvangt zondaars en eet met hen."
\v 3 En Jezus vertelde deze gelijkenis aan hen:
\v 4 "Wie van jullie, die honderd schapen heeft en er één van kwijt raakt, laat niet de negenennegentig in de wildernis achter en gaat het verlorene zoeken, totdat hij het vindt?
\v 5 En als hij het vindt, tilt hij het met blijdschap op zijn schouders,
\v 6 en als hij thuis is, roept hij zijn vrienden en buren bij elkaar en zegt: 'Laten we blij zijn, want ik heb mijn schaap gevonden, dat verloren was.'
\v 7 Op dezelfde manier, zal ik je zeggen, zal er blijdschap zijn in de hemel over één zondaar, die zich bekeert, meer dan over negenennegentig rechtvaardigen, die geen bekering nodig hebben.
\v 8 Of welke vrouw, die tien zilveren munten heeft, en er één verliest, doet niet een lamp aan en maakt het huis schoon en zoekt zorgvuldig, totdat zij hem vindt?
\v 9 En als zij hem gevonden heeft, roept zij haar vriendinnen en buren bij elkaar en zegt: 'Laten we samen blij zijn, want ik heb de de zilveren munt gevonden, die ik verloren had.'
\v 10 Ik zal je zeggen, dat er net zo veel blijdschap bij de engelen van God is over één zondaar, die zich bekeert."
\v 11 En Hij zei: "Iemand had twee zonen.
\v 12 De jongste van hen zei tegen zijn vader: 'Vader, geef mij het deel van ons vermogen, waar ik recht op heb.' En hij verdeelde het bezit onder hen.
\v 13 Een paar dagen later verkocht de jongste zoon alles en ging op reis naar een ver land, waar hij zijn fortuin verspilde in een roekeloos leven.
\v 14 Toen hij alles uitgegeven had, kwam er een zware hongersnood in dat land en hij had niet meer genoeg.
\v 15 En hij trok er op uit en verhuurde zichzelf aan één van de mensen van dat land en die zond hem naar het veld om op zijn varkens te passen.
\v 16 En hij verlangde er naar om zijn buik te vullen met de schillen, die de varkens aten, maar niemand gaf ze hem.
\v 17 Toen kwam hij tot zichzelf en zei: 'Hoeveel arbeiders van mijn vader hebben brood in overvloed en ik kom hier om van de honger.
\v 18 Ik zal opstaan en naar mijn vader gaan en tegen hem zeggen: Vader, ik heb gezondigd tegen de hemel en tegen u.
\v 19 Ik ben niet meer waard uw zoon te heten; zet mij op één lijn met één van uw arbeiders.'
\v 20 En hij stond op en ging naar zijn vader. En toen hij nog veraf was, zag zijn vader hem en hij was met ontferming bewogen. En hij liep hem tegemoet, viel hem om de hals en kuste hem.
\v 21 En de zoon zei tegen hem: 'Vader, ik heb gezondigd tegen de hemel en tegen u, ik ben het niet meer waard dat u mij uw zoon noemt.'
\v 22 Maar de vader zei tot zijn bedienden: 'Breng vlug de beste kleding hier en trek het hem aan. Doe hem een ring aan zijn hand en schoenen aan zijn voeten.
\v 23 En haal het gemeste kalf en slacht het, en laten wij een feestelijke maaltijd hebben,
\v 24 want mijn zoon hier was dood en is weer levend geworden, hij was verloren en is gevonden.' En zij begonnen feest te vieren.
\v 25 Zijn oudste zoon was op het land, en toen hij dicht bij huis kwam, hoorde hij muziek en dans.
\v 26 En hij riep één van de bedienden bij zich en vroeg, wat er te doen was.
\v 27 Deze zei: 'Uw broer is gekomen en uw vader heeft het gemeste kalf laten slachten, omdat hij hem gezond en wel terug heeft.'
\v 28 Maar hij werd boos en wilde niet naar binnen gaan. Toen kwam zijn vader naar buiten en smeekte hem.
\v 29 Maar hij antwoordde zijn vader: 'Kijk, zoveel jaar ben ik al in uw dienst en nooit heb ik uw gebod genegeerd, maar mij hebt u nooit een geitenbokje gegeven om met mijn vrienden feest te vieren.
\v 30 Maar nu die zoon van u gekomen is, die uw bezit heeft opgemaakt met slechte vrouwen, hebt u voor hem het gemeste kalf laten slachten.'
\v 31 Maar hij zei tot hem: 'Kind, je bent altijd bij mij en alles wat van mij is, is van jou.
\v 32 Wij zouden feest moeten vieren en vrolijk zijn, want jouw broer hier was dood en is levend geworden, hij was verloren en is gevonden."
\s5
\c 16
\p
\v 1 Jezus zei ook tegen zijn discipelen: "Er was een rijke man, die een rentmeester had. Mensen beschuldigden hem er van, dat hij zijn bezit verspilde.
\v 2 En hij liet hem roepen en zei tegen hem: 'Wat hoor ik daar van je? Verantwoord je beheer, want je kunt niet langer rentmeester blijven.'
\v 3 De rentmeester zei tegen zichzelf: 'Wat moet ik doen? Want mijn heer ontslaat mij mijn rentmeesterschap. Spitten kan ik niet, voor bedelen schaam ik mij.
\v 4 Ik weet wat ik zal doen, zodat zij mij, wanneer ik uit mijn rentmeesterschap ontzet ben, in huis zullen verwelkomen.'
\v 5 En hij riep de schuldenaars van zijn heer één voor één bij zich. Hij vroeg aan de eerste: 'Hoeveel ben jij mijn heer schuldig?'
\v 6 Hij antwoordde: 'Honderd vaten olijfolie.' Hij zei tegen hem: 'Hier heb jij jouw schuldbekentenis, ga snel zitten en schrijf vijftig.'
\v 7 Daarna vroeg hij een ander: 'En hoeveel ben jij schuldig?' Hij antwoordde: 'Honderd zakken tarwe.' Hij antwoordde: 'Hier heb jij jouw schuldbekentenis, schrijf tachtig.'
\v 8 En de heer prees de onrechtvaardige rentmeester, omdat hij slim gehandeld had. Want de kinderen van deze wereld zijn slimmer in het omgaan met hun eigen generatie dan de kinderen van het licht.
\v 9 En Ik zeg je: Maak je vrienden met behulp van de onrechtvaardige rijkdom, zodat wanneer deze je is weggevallen, zullen ze jou verwelkomen in de eeuwige woningen.
\v 10 Dus: Wie betrouwbaar is met weinig, is ook betrouwbaar met veel. En wie oneerlijk is met erg weinig, is ook oneerlijk met veel.
\v 11 Als je dus niet betrouwbaar geweest bent met wereldse rijkdom, wie zou je dan de ware rijkdom toevertrouwen?
\v 12 En als je niet betrouwbaar bent geweest met de eigendommen van een ander, wie zou je dan eigendommen geven voor jezelf?
\v 13 Geen slaaf kan twee heren dienen, want hij zal òf de ene haten en de andere liefhebben, òf zich aan de ene hechten en de andere verachten; Jij kunt niet God dienen en mammon."
\v 14 De Farizeeën, die geldzuchtig waren, hoorden dit allemaal en zij hoonden Hem.
\v 15 En Hij zei tegen hen: "Jullie zijn het, die voor rechtvaardig willen doorgaan voor de ogen van mensen, maar God kent jullie harten. Want wat hoog is bij mensen, is een afkeer in de ogen van God.
\v 16 De wet en de profeten waren effectief tot Johannes, sinds die tijd wordt het evangelie gepredikt van het Koninkrijk van God en iedereen probeert zich erin te dringen.
\v 17 Het is gemakkelijker dat de hemel en de aarde vergaan, dan dat er van de wet één letter niet meer geldig zou zijn.
\v 18 En ieder die van zijn vrouw scheidt en een andere trouwt, pleegt overspel; en wie een vrouw die door haar man weggezonden is trouwt, pleegt overspel.
\v 19 En er was een rijke man, die gekleed ging in purper en fijn linnen en genoot door elke dag in luxe leefde.
\v 20 En er was een bedelaar die Lazarus heette en vol zweren zat.
\v 21 Hij lag bij zijn voordeur en verlangde er naar om te eten wat van de tafel van de rijke afviel, de honden kwamen zelfs zijn zweren likken.
\v 22 Het gebeurde, dat de arme stierf en door de engelen gedragen werd in Abraham's schoot.
\v 23 Ook de rijke stierf en werd begraven. Toen hij in het dodenrijk naar boven keek onder de pijnigingen, zag hij Abraham in de verte en Lazarus naast hem.
\v 24 En hij riep: 'Vader Abraham, heb genade met mij en stuur Lazarus, zodat hij de top van zijn vinger in water doopt en mijn tong verkoelt, want ik lijd pijn in het vuur.'
\v 25 Maar Abraham zei: 'Kind, herinner je hoe jij het goede tijdens jouw leven hebt ontvangen en eveneens Lazarus het kwade. Nu wordt hij hier getroost en jij lijdt pijn.
\v 26 En bovendien, is er tussen ons en jou een grote kloof, zodat zij die van hier tot jou zouden willen gaan, dit niet zouden kunnen, en zij vandaar niet aan onze kant zouden kunnen komen.'
\v 27 Maar hij zei: 'Dan smeek ik je, vader Abraham, dat jij hem naar het huis van mijn vader stuurt, want ik heb vijf broers.
\v 28 Laat hij hen dan ernstig waarschuwen, dat ook zij niet in deze plaats van kwelling komen.'
\v 29 Maar Abraham zei: 'Zij hebben Mozes en de profeten, naar hen moeten zij luisteren.'
\v 30 Maar hij zei: 'Nee, vader Abraham, maar als iemand van de dood naar hen komt, zullen zij zich bekeren.'
\v 31 Maar hij zei tegen hem: 'Als zij naar Mozes en de profeten niet luisteren, zullen zij ook als iemand uit de dood opstaat, zich niet laten overtuigen.'''
\s5
\c 17
\p
\v 1 Hij zei tegen zijn discipelen: ''Het is onmogelijk, dat er geen verleidingen komen, maar wee hem, door wie zij komen!
\v 2 Het zou beter voor hem zijn, als een molensteen om zijn nek gehangen was en hij in de zee was gegooid, dan dat hij één van deze kleinen tot zonde verleidde.
\v 3 Wees op je hoede! Als je broeder zondigt, bestraf hem, en als hij berouw toont, vergeef hem.
\v 4 En zelfs als hij zeven keer per dag tegen jouw zondigt en zeven keer naar jouw terug komt en zegt: ''Ik heb berouw, zal jij het hem vergeven.''
\v 5 En de apostelen zeiden tegen de Here: ''Geef ons meer geloof.''
\v 6 De Here zei: ''Als jij een geloof had als een mosterdzaadje, zou jij tegen deze moerbeiboom zeggen: 'Word ontworteld en in de zee geplant,' en hij zou je gehoorzamen.
\v 7 Wie van jullie zal tegen zijn dienaar, die voor hem op zijn schapen past of het vee hoedt, als hij van het land thuiskomt, zeggen: "Kom je direct hier aan tafel?"
\v 8 Zal hij niet tegen hem zeggen: 'bereid iets voor mij te eten, kleed je netjes aan en bedien mij tot ik klaar ben met eten en drinken, en daarna kan jij eten en drinken.'?
\v 9 Zal hij de dienaar niet bedanken, omdat hij deed wat hem opgedragen was?
\v 10 Zo moet ook jij, nadat jij alles gedaan hebt wat je opgedragen is, zeggen: 'Wij zijn onwaardige dienaren; wij hebben alleen gedaan, wat wij moesten doen.'"
\v 11 En het gebeurde terwijl Hij op reis was naar Jeruzalem, dat Hij door Samaria en Galilea trok.
\v 12 En toen Hij een bepaald dorp binnenging, daar kwamen tien melaatse mannen naar hem toe, die op een afstand bleven staan.
\v 13 En ze riepen met luide stem en zeiden: Jezus, Meester, heb medelijden met ons!
\v 14 En Hij keek hen aan en zei tegen hen: Ga en laat je aan de priesters zien. En terwijl ze heengingen, werden ze gereinigd.
\v 15 En één van hen keerde terug, toen hij zag, dat hij genezen was, met een luide stem prees hij God,
\v 16 en hij viel op zijn gezicht voor de voeten van Jezus om Hem te bedanken. En hij was een Samaritaan.
\v 17 En Jezus antwoordde: "Zijn niet alle tien gereinigd? Waar zijn de negen anderen?
\v 18 Waren er dan geen anderen die terug keerden en God eer gaven, dan deze vreemdeling?"
\v 19 En Hij zei tegen hem: "Sta op, en ga heen, jouw geloof heeft je genezen."
\v 20 En op een vraag van de Farizeeën, wanneer het Koninkrijk van God zou komen, antwoordde Hij hun: "Het Koninkrijk van God komt niet met zorgvuldige observatie."
\v 21 Nog zullen zij zeggen: 'Kijk! Hier is het' of, 'Daar!' Want kijk, het Koninkrijk van God is in jouw.
\v 22 En Hij zei tegen zijn discipelen: "Er zullen dagen komen, dat jullie zullen er naar verlangen om één van de dagen van de Mensenzoon te zien en jullie het niet zullen zien.''
\v 23 En men zal tegen jullie zeggen: 'Kijk!, daar is het; kijk, hier is het!' Maar ga er niet heen, en ren niet achter hen aan.
\v 24 Want zoals de bliksem flitst en schijnt van ene kant van de hemel naar de andere kant, zó zal de Mensenzoon zijn op Zijn dag.
\v 25 Maar eerst moet Hij heel veel dingen lijden en afgewezen worden door deze generatie.
\v 26 En zoals het was in de dagen van Noach, zó zal het ook zijn in de dagen van de Mensenzoon:
\v 27 zij aten, zij dronken, zij trouwden, en zij werden uitgehuwelijkt op de dag, waarop Noach in de ark ging en de vloed kwam vernietigden hen allemaal.
\v 28 Op dezelfde manier zoals in de dagen van Lot: zij aten, zij dronken, zij kochten, zij verkochten, zij plantten, en zij bouwden.
\v 29 Maar op de dag, waarop Lot uit Sodom ging, regende vuur en zwavel van de hemel en vernietigden hen allemaal.
\v 30 Op dezelfde manier zal het gebeuren op de dag, waarop de Mensenzoon onthuld wordt.
\v 31 Op die dag als iemand op het dak is, terwijl zijn spullen in zijn huis liggen, ga niet naar beneden om het te halen, en wie ook zo in het veld is, ga niet terug om ook maar iets te halen.
\v 32 Denk aan de vrouw van Lot!
\v 33 Degene die zoekt om zijn leven te houden, zal het verliezen, maar degene, die het zal verliezen, zal het behouden.
\v 34 Ik zeg het je, in die nacht zullen er twee mensen in één bed zijn, de één zal opgenomen worden, de ander zal achtergelaten worden.
\v 35 Twee vrouwen zullen samen bezig zijn met malen, de één zal opgenomen worden, de andere achtergelaten worden."
\v 36 [Twee zullen op het land zijn, de een zal weggenomen worden, de ander achtergelaten worden.]
\v 37 En zij vroegen Hem: "Waar, Here?" Hij zei tegen hen: "Waar er een lichaam is, daar zullen ook de gieren zich verzamelen."
\s5
\c 18
\p
\v 1 Hij vertelde een gelijkenis aan hen met de bedoeling dat zij altijd moesten bidden en niet verzwakken,
\v 2 en Hij zei: "Er was in een stad een rechter, die geen respect had voor God, en zich van geen mens wat aan trok.
\v 3 En er was een weduwe in die stad, die vaak naar hem toe kwam met het verzoek: 'Help mij recht te krijgen tegenover mijn tegenstander.'
\v 4 Voor een lange tijd wilde hij haar niet helpen, maar daarna zei hij tegen zichzelf: 'Ook al respecteer ik God niet en ook geen mens,
\v 5 maar omdat deze weduwe het mij moeilijk maakt, zal ik haar recht geven; anders word ik er moe van dat ze mij zo stoort.'''
\v 6 En de Heer zei: "Luister naar wat de onrechtvaardige rechter zegt.
\v 7 Zal God dan de mensen die hij heeft uitgekozen geen recht geven, die dag en nacht tot Hem roepen, en laat Hij hen wachten?
\v 8 Ik zeg jullie, dat Hij hun snel recht zal geven. Maar, als de Mensenzoon komt, zal Hij dan het geloof vinden op aarde?"
\v 9 Hij sprak ook met het oog op sommigen die zichzelf rechtvaardig vonden, de anderen minachtten deze gelijkenis:
\v 10 "Twee mensen gingen naar de tempel om te bidden; de één was een Farizeeër, de ander een belastingambtenaar.
\v 11 De Farizeeër stond en bad dit: 'O God, ik dank U, dat ik niet zó ben als de andere mensen, rovers, onrechtvaardigen, overspel plegers, of ook als deze belastingambtenaar;
\v 12 ik vast twee keer per week, ik geef 10 procent van al mijn inkomsten toe.'
\v 13 De belastingambtenaar stond in de verte en wilde niet eens naar de hemel kijk, maar hij sloeg zich op de borst en zei: "O God, wees mij, zondaar, genadig!"
\v 14 Ik zeg jullie: ''Deze man, ging gerechtvaardigd terug naar huis. Want iedereen, die zichzelf verhoogt, zal vernederd worden, maar wie zichzelf vernedert, zal verhoogd worden."
\v 15 Zij brachten ook hun kleine kinderen bij Hem, zodat Hij ze zou aanraken. Toen de discipelen dat zagen, bestraften zij hen.
\v 16 Maar Jezus riep de discipelen en zei: "Laat de kinderen naar Mij toe komen en houd ze niet tegen; want voor mensen zoals zij is het Koninkrijk van God.
\v 17 Ik zeg jullie: Wie het Koninkrijk van God niet ontvangt zoals een kind, zal het zeker niet binnengaan."
\v 18 Een man met een hoge positie vroeg Hem: "Goede Meester, wat moet ik doen om het eeuwige leven te erven?"
\v 19 Jezus zei: "Waarom noem je Mij goed? Niemand is goed dan God alleen.
\v 20 Jij kent de geboden: Jij zal niet overspel plegen, jij zal niet doden, jij zal niet stelen, jij zal geen vals getuigenis geven, eer je vader en moeder."
\v 21 Hij zei: "Alles heb ik zo gedaan van jongs af aan."
\v 22 Toen Jezus dat hoorde, zei Hij tegen hem: "Nog één ding kom jij tekort: verkoop alles wat jij hebt, en geef het aan de armen, en je zal een schat in de hemel hebben, kom dan terug en volg Mij."
\v 23 Toen hij dat hoorde, werd hij heel verdriegtig, want hij was zeer rijk.
\v 24 En Jezus keek naar hem en zei: "Hoe moeilijk kunnen mensen die geld hebben, het Koninkrijk van God binnen gaan.
\v 25 Want het is makkelijker, dat een kameel door het oog van een naald gaat, dan dat een rijke mens het Koninkrijk van God binnen gaat."
\v 26 En wie dit hoorden vroegen: "Maar wie kan dan gered worden?"
\v 27 Hij antwoordde: "Wat bij mensen onmogelijk is, is mogelijk bij God."
\v 28 En Petrus zei: "Wij hebben al onze bezittingen achtergelaten om U te volgen.''
\v 29 En Hij zei: "Werkelijk, Ik zeg je, er is niemand, die zijn huis of vrouw of broers en zussen of ouders of kinderen achter laat voor het Koninkrijk van God,
\v 30 zonder dat hij meer zal ontvangen in deze tijd en in de komende tijd, het eeuwige leven."
\v 31 Hij nam de twaalf apart en zei: "Wij gaan naar Jeruzalem, en alles wat door de profeten geschreven is, zal de Mensenzoon volbrengen.
\v 32 Want Hij zal overgeleverd worden aan de ongelovigen, bespot, vernederd en bespuwd worden.
\v 33 Zij zullen Hem slaan met een zweep en doden, en op de derde dag zal Hij opstaan."
\v 34 En zij begrepen er niets van. De betekenis van waar Hij over sprak bleef verborgen voor hen en zij wisten niet waarvan gesproken werd.
\v 35 Het gebeurde, toen Hij in de buurt van Jericho kwam, dat een blinde aan de weg zat te bedelen.
\v 36 Toen de blinde hoorde dat er een menigte voorbij ging, vroeg hij wat er gaande was.
\v 37 Zij vertelden hem dat Jezus de Nazireeër voorbij kwam.
\v 38 Daarop riep hij: "Jezus, Zoon van David, heb medelijden met mij!"
\v 39 En de mensen die vooraan liepen, bestraften hem, dat hij stil moest zijn. Maar hij schreeuwde nog meer: "Zoon van David, heb medelijden met mij!"
\v 40 Jezus stond stil en liet hem bij Zich brengen. Toen hij dichterbij gekomen was,
\v 41 vroeg Hij hem: "Wat wil je dat Ik voor je doe?" Hij zei: "Heer, dat ik weer kan zien!"
\v 42 En Jezus zei: "Zie weer; jouw geloof heeft je gered."
\v 43 Meteen kon hij weer zien en hij volgde Hem en prees God. Alle mensen die dit zagen begonnen God ook te prijzen.
\s5
\c 19
\p
\v 1 Hij kwam in Jericho aan en trok door de stad.
\v 2 Kijk, er was een man met de naam Zacheüs, die een rijke oppertollenaar was.
\v 3 Hij probeerde te zien wie Jezus was, maar slaagde er niet in vanwege de menigte en omdat hij klein van stuk was .
\v 4 Daarom liep hij hard vooruit en klom in een wilde vijgenboom zodat hij Jezus kon zien, want Hij zou daar langs komen.
\v 5 Toen Jezus daar langs kwam en naar boven keek, zei Hij tegen hem: "Zacheüs, kom vlug naar beneden, want vandaag moet ik in jouw huis verblijven."
\v 6 Zacheüs kwam vlug naar beneden en ontving Hem in blijdschap.
\v 7 Iedereen mopperde die dit zagen. Ze zeiden: "Hij ging naar binnen op bezoek bij een man die een zondaar is."
\v 8 Maar Zacheüs stond op en zei tegen de Heer: " Zie Heer, de helft van mijn bezittingen geef ik aan de armen, en indien ik iemand iets afgeperst heb, zal ik het viervoudig vergoeden."
\v 9 Jezus zei tegen hem: "Vandaag is je familie gered, omdat ook hij een zoon van Abraham is.
\v 10 Want de Mensenzoon is gekomen om de verloren mensen te zoeken en te redden."
\v 11 Toen zij daar naar luisterden, sprak Hij nog een gelijkenis uit, omdat Hij dicht bij Jeruzalem was en zij dachten dat het Koninkrijk van God onmiddellijk openbaar zou worden.
\v 12 Daarom zei Hij: "Een man van hoge afkomst, vertrok naar een ver land om het koningschap in ontvangst te nemen om dan terug te keren.
\v 13 Hij riep tien van zijn dienaren en gaf hun tien ponden en zei tegen hen: 'Drijf handel, totdat ik terugkom.'
\v 14 Maar zijn burgers haatten hem en stuurden een afvaardiging achter hem aan met de boodschap: 'Wij willen niet dat deze man koning over ons wordt.'
\v 15 Nadat hij als gekroonde koning terug kwam, liet hij de dienaren bij zich roepen die van hem geld hadden gekregen om handel te drijven. Hij wilde weten hoeveel ze ermee verdiend hadden.
\v 16 De eerste kwam en zei: 'Heer, uw pond heeft tien ponden winst gemaakt.'
\v 17 Hij zei: 'Voortreffelijk, je bent een goede dienaar. Omdat jij met weinig te vertrouwen was, bestuur je nu tien steden.'
\v 18 De tweede kwam en zei: 'Uw pond, heer, heeft vijf ponden opgebracht.'
\v 19 Ook tegen hem zei hij: 'En jij bestuurt vijf steden.'
\v 20 En de volgende kwam en zei: 'Heer, hier is uw pond. Ik heb het in een doek gestopt en zo voor u bewaard.
\v 21 Want ik was bang voor u, omdat u een streng mens bent. U vordert terug wat u niet heeft gestort, en maait wat u niet zaaide.'
\v 22 Tegen hem zei hij: 'Je bent een slechte dienaar. Ik zal je oordelen met je eigen woorden. Je wist dat ik een streng mens ben, die terug vraagt wat ik niet heb uitgezet en maai wat ik niet gezaaid heb.
\v 23 Waarom heb je dan mijn geld niet op de bank gezet? Dan zou ik het bij mijn terugkomst met rente opgevraagd hebben.'
\v 24 Hij zei tegen degenen die bij hem stonden: 'Neem hem het pond af en geef het aan hem die de tien ponden heeft.'
\v 25 Ze antwoorden: 'Maar heer, hij heeft al tien ponden.'
\v 26 'Ik zeg jullie, iedereen die heeft, zal meer gegeven worden, maar hij die niets heeft, zal ontnomen worden het weinige dat hij heeft.
\v 27 En die vijanden van mij, die niet wilden dat ik koning over hen werd, breng ze hier en dood hen voor mijn ogen.'"
\v 28 Nadat Jezus dit verteld had, ging Hij verder naar Jeruzalem.
\v 29 Toen Hij dicht bij Betfage en Betanië kwam, vlak bij de Olijfberg, stuurde hij twee van zijn discipelen vooruit,
\v 30 en zei: "Ga naar het dorp hiertegenover en wanneer je daar binnenkomt, zul je er een veulen vastgebonden vinden, waarop nog nooit iemand heeft gezeten; maak het los en breng het hier.
\v 31 En als iemand je vraagt: 'Waarom maak je het los?' zeg dan: 'De Heer heeft het nodig."
\v 32 En de discipelen die vooruit gestuurd waren, vonden het veulen zoals Jezus het hun gezegd had.
\v 33 Toen zij het veulen los maakten vroeg de eigenaar aan hen: "Waarom maken jullie het veulen los?"
\v 34 "De Heer heeft het nodig," zeiden ze.
\v 35 Zij brachten het veulen naar Jezus, spreidden hun jassen over het dier en hielpen Jezus er op.
\v 36 De andere discipelen spreidden hun jassen over de weg zodat Jezus daarover verder reed.
\v 37 Toen Hij de afdaling van de Olijfberg naderde, begonnen al zijn volgelingen God vreugdevol en luidkeels te prijzen voor al de wonderen die zij gezien hadden,
\v 38 en riepen: "Gezegend is de Koning die komt in de naam van de Heer! Vrede in de hemel en ere in de hoogste hemel."
\v 39 Enkele Farizeeën uit de menigte zeiden tegen Jezus: "Meester, bestraf uw volgelingen."
\v 40 Jezus antwoordde: "Ik zeg jullie, als zij zwijgen dan zullen de stenen het uitroepen."
\v 41 Toen Jezus nog dichterbij Jeruzalem kwam en de stad zag, huilde Hij over haar,
\v 42 en zei: "Och, als jij vandaag toch begreep hoe je vrede kon vinden, maar op dit moment is het verborgen voor je ogen.
\v 43 Want er komt een tijd waarin je vijanden barricades om je heen bouwen, je zullen omsingelen en zich opdringen van alle kanten,
\v 44 zij zullen jou en jouw kinderen vertrappen en zullen geen steen op de andere laten, omdat je niet hebt opgemerkt, dat God naar je omzag."
\v 45 Jezus ging de tempel binnen en begon de handelaren weg te jagen.
\v 46 Hij zei tegen hen: "Er staat geschreven: 'Mijn huis zal een huis van gebed zijn', maar jullie hebben er een rovershol van gemaakt."
\v 47 Jezus onderwees dagelijks in de tempel. De overpriesters en schriftgeleerden, evenals de leiders van het volk, zochten een manier om Hem te doden,
\v 48 maar konden niets vinden, want iedereen hing aan zijn lippen.
\s5
\c 20
\p
\v 1 Op een dag gaf Jezus de mensen les in de tempel en Hij verkondigde het goede nieuws. Er kwamen hogepriesters, schriftgeleerden en ouderlingen naar Hem toe.
\v 2 Ze spraken Hem aan en vroegen: "Zeg ons eens, op grond van welke bevoegdheid doet U deze dingen, of wie is het die U deze bevoegdheid gegeven heeft?"
\v 3 Hij antwoordde: "Ik zal jullie ook een vraag stellen, en daar moeten jullie dan antwoord op geven.
\v 4 Het dopen van Johannes: was dat vanuit de hemel of vanuit mensen?"
\v 5 Ze overlegden en zeiden tegen elkaar: "Als we zeggen: 'vanuit de hemel', zal Hij zeggen: 'hebben jullie Hem dan niet geloofd?'
\v 6 Maar als we zeggen: 'vanuit de mensen', dan zal het volk ons stenigen, want ze zijn ervan overtuigd dat Johannes een profeet was."
\v 7 Dus antwoordden zij, dat ze niet wisten waar het vanuit kwam.
\v 8 En Jezus zei: "Dan zeg ik ook niet volgens welke bevoegdheid ik deze dingen doe."
\v 9 Hij vertelde de mensen een gelijkenis: "Iemand plantte een wijngaard en verhuurde die aan wijnbouwers. Zelf ging hij voor een lange tijd naar het buitenland.
\v 10 In de oogsttijd, stuurde hij een knecht naar de wijnbouwers toe, om zijn deel van de vruchten van de wijngaard op te eisen. Maar zij sloegen hem en stuurden hem met lege handen weg.
\v 11 Toen stuurde hij een andere knecht. Ze sloegen hem ook, ranselden hem af en stuurden hem met lege handen weg.
\v 12 Hij stuurde een derde en ze verwondden ook hem en gooiden hem de wijngaard uit.
\v 13 Toen zei de eigenaar van de wijngaard: 'Wat moet ik doen? Ik zal mijn geliefde zoon sturen: die zullen zij wel respecteren.'
\v 14 Maar toen de wijnbouwers hem zagen, overlegden zij met elkaar en zeiden: 'Dit is de erfgenaam: laten we hem doden, zodat de erfenis voor ons is.'
\v 15 En ze gooiden hem de wijngaard uit en doodden hem. Wat zal de eigenaar van de wijngaard met hen doen?
\v 16 Hij zal komen en de wijnbouwers ombrengen en de wijngaard aan anderen geven."
Maar toen ze dat hoorden zeiden ze: "Laat het niet gebeuren!"
\v 17 Maar Jezus keek hen aan en zei: "Wat betekent dit dan, dat er geschreven staat: 'De steen die de bouwlieden afgekeurd hadden, is nu een hoeksteen geworden?'
\v 18 Iedereen die over die steen valt, zal verpletterd worden; en op wie hij valt, die zal hij vermorzelen."
\v 19 Op dat ogenblik zochten de schriftgeleerden en hogepriesters een manier om Hem te grijpen, omdat ze wisten dat Hij de gelijkenis met het oog op hen had verteld. Maar ze waren bang voor de menigte.
\v 20 Om Hem in de gaten te houden, stuurden ze spionnen die zich voordeden als godsdienstige mensen, met de bedoeling om Hem te betrappen op een fout in zijn uitspraken en Hem uiteindelijk over te kunnen leveren aan het gezag en de autoriteit van de gouverneur.
\v 21 Ze vroegen Hem het volgende: "Meester, wij weten dat wat U zegt en onderwijst juist is, en dat U onpartijdig bent, en de waarheid over Gods weg onderwijst.
\v 22 Is het ons toegestaan om Caesar belasting te betalen of niet?"
\v 23 Maar hij doorzag hun sluwheid en zei:
\v 24 "Laat me een munt zien. Van wie is de afbeelding en welke naam staat erop?" Ze zeiden: "Van Caesar."
\v 25 Hij zei tegen hen: "Geef dan aan Caesar wat aan hem toekomt, en aan God de dingen van God."
\v 26 En ze konden Hem op geen fout betrappen in zijn uitspraken tegenover de menigte, maar ze verwonderden zich over Zijn antwoord en hielden zich stil.
\v 27 Toen kwamen enige Sadduceeën naar hem toe, diegenen die ontkennen dat de doden zullen opstaan,
\v 28 en ze zeiden: "Meester, Mozes heeft ons voorgeschreven, als iemands broer is getrouwd en kinderloos sterft, dat zijn broer met de vrouw moet trouwen om nakomelingen te verwekken voor zijn broer.
\v 29 Nu waren er zeven broers, de eerste trouwde een vrouw en stierf kinderloos,
\v 30 en bij de tweede gebeurde hetzelfde,
\v 31 en bij de derde, en zo alle zeven, en zij stierven zonder kinderen na te laten.
\v 32 Uiteindelijk stierf de vrouw ook.
\v 33 Bij de opstanding van de doden, wiens vrouw zal ze zijn? Want alle zeven hadden haar als vrouw."
\v 34 Jezus zei tegen hen: "De kinderen van deze eeuw trouwen en worden uitgehuwelijkt.
\v 35 Maar diegenen die waardig gekeurd zijn om in die tijd deel te zijn van de opstanding uit de doden, trouwen niet en worden niet ter huwelijk genomen.
\v 36 Want ze kunnen niet meer sterven, ze zijn immers als de engelen en zijn kinderen van God, omdat ze kinderen van de opstanding zijn.
\v 37 Maar dat de doden opgewekt worden, heeft ook Mozes bij de brandende struik aangetoond, waar hij de Here aanspreekt als de God van Abraham, de God van Isaak en de God van Jakob.
\v 38 Hij is geen God van de doden maar van de levenden, want voor Hem leven zij allen."
\v 39 Enkelen van de schriftgeleerden antwoordden: "Meester, U hebt goed geantwoord."
\v 40 Want zij durfden Hem niets meer te vragen.
\v 41 Jezus zei tegen hen: "Hoe kan men zeggen dat Christus de zoon van David is?
\v 42 Want David zelf zegt in het boek van de Psalmen; 'De Here heeft gezegd tot mijn Here, ga aan mijn rechterhand zitten,
\v 43 totdat Ik jullie vijanden tot jullie voetenbank hebt gemaakt.'
\v 44 David noemt Christus dus 'Heer'. Hoe kan Hij dan de zoon van David zijn?"
\v 45 Terwijl de menigte het hoorde, zei Hij tegen zijn discipelen:
\v 46 "Pas op voor de schriftgeleerden, die graag in mooie gewaden lopen en houden van speciale begroetingen op de markten, en ereplaatsen in de synagogen en aan tafel.
\v 47 Ze verslinden de huizen van weduwen en voor de schijn bidden ze lange gebeden. Deze mensen zullen een zwaarder oordeel ontvangen."
\s5
\c 21
\p
\v 1 Toen Hij omhoog keek, zag Hij de rijken hun giften in de offerskist leggen.
\v 2 Hij zag ook een arme weduwe twee koperstukjes daarin leggen,
\v 3 en zei: "Waarlijk, Ik zeg jullie, deze arme weduwe heeft meer geoffered dan hen allemaal.
\v 4 Want die anderen hebben giften gegeven vanuit hun overvloed. Maar deze weduwe gaf vanuit haar armoede, ze gaf alles wat ze had om van te leven.
\v 5 En terwijl sommige over de tempel spraken, hoe hij met mooie stenen en giften versierd was, sprak Hij:
\v 6 "Wat jullie daar zien er zullen dagen komen, waarin geen steen op de andere gelaten wordt, die niet zal worden afgebroken."
\v 7 En zij vroegen Hem: "Meester, wanneer zullen deze dingen dan gebeuren? En wat is het teken, dat deze dingen zullen gebeuren?"
\v 8 Hij zei: "Wees voorzichtig, dat jullie je niet laten verleiden. Want veel mensen zullen komen onder mijn naam en zeggen: 'Ik ben het,' en: 'De tijd is dichtbij.' Ga niet achter hen aan.
\v 9 En wanneer jullie horen van oorlogen en oproeren, laten jullie niet angstig voelen. Want die dingen moeten eerst gebeuren, maar dat is nog niet meteen het einde."
\v 10 Toen zei Hij tegen hen: "Volk zal tegen volk keren en koninkrijk tegen koninkrijk,
\v 11 en er zullen grote aardbevingen zijn, en in verschillende plaatsen, plagen en hongersnoden. Er zullen ook vreselijke dingen en grote tekenen van de hemel zijn.
\v 12 Maar vóór dit alles zullen zij de handen aan je slaan en jullie vervolgen, door jullie over te leveren in de synagogen en gevangenissen, en jullie voor koningen en bevelhebbers te leiden vanwege Mijn naam.
\v 13 Het zal jullie leiden tot een mogelijkheid, dat jullie je getuigenissen kunnen delen.
\v 14 Bereid jullie daarom in jullie harten voor, door niet vooraf te bedenken, hoe jullie jezelf zullen verdedigen.
\v 15 Want Ik zal jullie woorden en wijsheid geven, die jullie tegenstanders niet zullen kunnen weerstaan of tegenspreken.
\v 16 En jullie zullen overgeleverd worden zelfs door ouders en broeders en familie en vrienden, en zij zullen sommige van jullie doden,
\v 17 en jullie zullen door iedereen gehaat worden vanwege Mijn naam.
\v 18 Maar geen haar van jullie hoofden zal vergaan;
\v 19 door jullie uithoudingsvermogen zullen jullie je ziel winnen.
\v 20 Zodra jullie Jeruzalem door legerkampen omsingeld zien, weet dan, dat zijn verwoesting nabij is.
\v 21 Laten dan die in Judea zijn, vluchten naar de bergen, en die binnen de stad zijn het verlaten, en die op het land zijn, er niet binnengaan,
\v 22 want dit zijn de dagen van wraak, waarin alles wat geschreven is, in vervulling gaat.
\v 23 Wee die wie zwanger zijn en degenen die borstvoeding geven in die dagen! Want er zal grote nood zijn over het land en toorn over dit volk,
\v 24 en zij zullen vallen door het zwaard en als gevangenen weggevoerd worden onder alle niet-joden, en Jeruzalem zal door de niet-joden vertrapt worden, totdat de tijd van de niet-Joden vervuld is.
\v 25 En er zullen tekenen zijn aan de zon, maan, sterren, en op de aarde. De landen zullen radeloze angst hebben, wegens het brullen van de zee en golven.
\v 26 Mensen vallen flauw van angst en van de verwachting van de dingen die gaan gebeuren in deze wereld. Want de machten van de hemel zullen beven.
\v 27 En dan zullen zij de Mensenzoon zien komen op een wolk, met macht en grote heerlijkheid.
\v 28 Wanneer deze dingen beginnen te gebeuren, sta op en hef jullie hoofden omhoog, want jullie verlossing is nabij."
\v 29 En Hij sprak een gelijkenis tegen hen: "Let op de vijgenboom en op al de bomen.
\v 30 Wanneer zij uitlopen, weten jullie uit jezelf, omdat jullie het zien, dat de zomer dichtbij is.
\v 31 Zo weet dan ook, dat wanneer jullie dit zien gebeuren, dat het Koninkrijk van God dichtbij is.
\v 32 Voorwaar, Ik zeg het jullie, deze generatie zal niet overlijden, voordat alles ontwikkelt.
\v 33 De hemel en de aarde zullen sterven, maar Mijn woorden zullen nooit sterven.
\v 34 Let op jezelf, dat jullie harten niet bezwaard worden door sterke drank, dronkenschap en zorgen voor het leven, dat die dag jullie niet overvalt.
\v 35 Want het zal iedereen die op aarde woont, als een donderslag overkomen.
\v 36 Wees altijd alert, bidden dat jullie sterk genoeg mogen zijn om alle deze dingen te ontsnappen die gaan gebeuren, en te staan voor het aangezicht van de Mensenzoon."
\v 37 Overdag onderwees Jezus in de tempel, maar s'nachts ging Hij op de berg overnachten, die Olijfberg genoemd is.
\v 38 En al de mensen kwamen s'ochtends vroeg naar Hem toe in de tempel om Hem te horen.
\s5
\c 22
\p
\v 1 Nu naderde het feest van de ongezuurde broden, dat Pascha genoemd wordt.
\v 2 En de hoge priesters en de schriftgeleerden zochten hoe zij Hem konden doden, want zij waren bang voor het volk.
\v 3 En satan kwam in Judas, genaamd Iskariot, die bij de twaalf discipelen hoorde.
\v 4 En Judas ging naar de hoge priesters en de bewakers van de tempel en besprak met hen hoe hij Jezus aan hen zou overleveren.
\v 5 En zij waren erg blij en besloten hem geld te geven.
\v 6 En hij stemde er mee in en zocht een goede gelegenheid om Hem, buiten het volk om, aan hen over te leveren.
\v 7 De dag van de ongezuurde broden kwam, waarop het Pascha lam geoffered moest worden.
\v 8 En Jezus stuurde Petrus en Johannes er op uit, en zei: "Maak het Pascha maaltijd voor ons klaar, zodat wij het kunnen eten."
\v 9 En zij zeiden tegen Hem "Waar wilt U dat wij het voorbereiden?"
\v 10 Hij antwoordde hen: "Let op, wanneer jullie de stad inkomen, zullen jullie een man tegenkomen die een kruik met water draagt. Volg hem in het huis dat hij binnengaat,
\v 11 en zeg dan tegen de heer van dat huis: 'De Meester vraagt waar de gasten kamer is, waar Hij met zijn discipelen het Pascha kan eten?"'
\v 12 Hij zal jullie een grote bovenzaal laten zien wat met alles is voorzien. Bereid het daar voor."
\v 13 Zij vertrokken en vonden het zoals Hij hun gezegd had, en zij maakten het Pascha maaltijd klaar.
\v 14 En toen het uur aangebroken was, ging Hij aan tafel zitten met de apostelen.
\v 15 En Hij zei tegen hen: "Ik heb erg verlangd om dit Pascha maaltijd met jullie te eten, voordat Ik lijd.
\v 16 Want Ik zeg jullie, Ik zal het zeker niet meer eten voordat het vervuld is in Gods Koninkrijk."
\v 17 En Hij nam een beker en wanneer hij de dankzegging uitsprak zei Hij: "Neem deze beker en laat hem bij jullie rondgaan.
\v 18 Want Ik zeg jullie, Ik zal van nu af aan niet van de vrucht van de wijnstok drinken, totdat het Koninkrijk van God gekomen is."
\v 19 En Hij nam een brood, sprak de dankzegging uit, brak het en gaf het aan hen en zei: "Dit is mijn lichaam, dat voor jullie gegeven wordt. Doe dit in herinnering van Mij."
\v 20 Op dezelfde manier nam Hij de beker, na de maaltijd en zei: "Deze beker is het nieuwe verbond in Mijn bloed, dat voor jullie uitgegoten wordt.
\v 21 Maar zie, de hand van Mijn verrader zit met Mij aan tafel.
\v 22 De Mensenzoon gaat weg naar dat wat bepaald is. Maar wee voor hem, door wie Hij verraden wordt!"
\v 23 En zij begonnen met elkaar er over te discussiëren, wie van hen het kon zijn, die dat zou doen.
\v 24 Er ontstond ook onenigheid onder hen over de vraag, wie van hen het belangrijkste was.
\v 25 Hij zei tegen hen: "De koningen van de niet Joden, zijn meesters over hen en degene die autoriteit over hen hebben worden mannen van goede daden genoemd.
\v 26 Maar jullie moeten niet zo zijn. Laat de eerste onder jullie als de jongste zijn en de leider als een dienaar.
\v 27 Want wie is belangrijker: degene die aan tafel zit, of degene die dient? Is het niet degene die aan tafel zit? Maar Ik ben in jullie midden als dienaar.
\v 28 Maar jullie zijn degene die steeds bij Mij gebleven zijn in mijn verleidingen.
\v 29 En Ik geef jullie een koninkrijk, zoals mijn Vader Mij een koningkrijk gegeven heeft,
\v 30 zodat jullie aan Mijn tafel mogen eten en drinken in Mijn Koninkrijk. En jullie zullen op tronen zitten om de twaalf stammen van Israël te oordelen.
\v 31 Simon, Simon, weet dat satan heeft gesmeekt om jullie te zeven als tarwe,
\v 32 maar Ik heb voor je gebeden, dat jouw geloof niet zal falen. En als je eenmaal terug gekomen bent, versterk dan je broeders en zusters."
\v 33 Petrus zei tegen Hem: "Here, met U ben ik bereid om de gevangenis in te gaan en dood te gaan!"
\v 34 Maar Jezus zei: "Ik zeg je Petrus, de haan zal vandaag niet kraaien, voordat jij drie keer ontkend hebt dat jij Mij kent."
\v 35 En Hij zei tegen hen: "Toen Ik jullie uitzond zonder portemonnee of rugzak of sandalen, waren jullie toen iets te kort gekomen?" Zij zeiden: "Nee aan niets."
\v 36 Hij zei tegen hen: "Maar nu, wie een portemonnee heeft, neem deze mee, zo ook een rugzak; en wie geen zwaard heeft laat hem zijn jas verkopen om een zwaard te kunnen kopen.
\v 37 Want Ik zeg jullie dat dit woord, dat over Mij geschreven is, in vervulling moet gaan: 'En Hij is onder de misdadigers gerekend.' Want wat over Mij geschreven is, komt in vervulling."
\v 38 Zij zeiden: "Here, kijk, hier zijn twee zwaarden!" Hij zei tegen hen: "Dat is voldoende."
\v 39 En Jezus ging zoals Hij gewend was naar de Olijfberg, en zijn discipelen volgden Hem.
\v 40 En toen Hij bij die plaats aangekomen was, zei Hij tegen hen: "Bid, dat jullie niet in verleiding komen."
\v 41 En Hij zonderde zich ongeveer één steenworp van hen af, knielde neer en bad:
\v 42 "Vader, als U wilt, neem deze beker van Mij weg; maar niet Mijn wil, maar laat Uw wil gebeuren!
\v 43 En er verscheen een engel uit de hemel om Hem kracht te geven.
\v 44 En Hij was nog steeds doodsbang en bad nog vuriger. En Zijn zweet werd als bloeddruppels en vielen op de grond.
\v 45 En Hij stond op van het gebed en ging naar zijn discipelen en Hij vond hen slapend van verdriet.
\v 46 En Hij zei tegen hen: "Waarom slapen jullie? Sta op, bid, dat jullie niet in verleiding komen."
\v 47 Terwijl Hij nog sprak, zie, daar kwam een menigte geleid door een man die Judas heette, één van de twaalf. Hij naderde Jezus om Hem te kussen.
\v 48 En Jezus zei tegen hem: "Judas, verraadt jij de Mensenzoon met een kus?"
\v 49 Toen zij die bij Hem waren, zagen wat er ging gebeuren zeiden zij: "Here, zullen wij met het zwaard erop slaan?"
\v 50 En één van hen trof de slaaf van de hogepriester en sloeg hem het rechteroor af.
\v 51 Maar Jezus zei: "Laat het hierbij." En Hij raakte het oor aan en genas hem.
\v 52 Jezus zei toen tegen de hogepriesters, leiders van de tempel en oudsten, die op Hem afgekomen waren: "Komen jullie naar mij alsof ik een dief ben, met zwaarden en stokken?
\v 53 Terwijl Ik dagelijks bij jullie was in de tempel, hebben jullie geen hand naar Mij uitgestoken. Maar dit is jullie uur en de macht van de duisternis."
\v 54 Toen zij Hem arresteerden namen zij Hem mee en brachten Hem in het huis van de hogepriester. En Petrus volgde van verre afstand.
\v 55 Toen zij een vuur gemaakt hadden midden in het binnenplein, en bij elkaar zaten, ging Petrus tussen hen in zitten.
\v 56 En bij het licht van het vuur zag een dienstmeisje hem zitten en zij keek hem scherp aan en zei: "Deze man was ook bij Hem!"
\v 57 Maar hij ontkende het en zei: "Vrouw, ik ken Hem niet!"
\v 58 En even later zag een ander persoon hem en zei: "Jij hoort ook bij hen!" Maar Petrus zei "Mens, ik niet!"
\v 59 En ongeveer een uur later stelde een ander ook met zekerheid vast: "Inderdaad, ook die man was bij Hem, want hij is een Galileeër!"
\v 60 Maar Petrus zei "Mens, ik weet niet waar je het over hebt!" En gelijk, terwijl hij nog sprak, kraaide een haan.
\v 61 En de Here keerde Zich om en keek Petrus aan. En Petrus herinnerde zich het woord van de Here, hoe Hij tegen hem gezegd had "Voordat de haan vandaag kraait, zal je Mij drie keer verloochenen."
\v 62 En hij ging naar buiten en huilde bitter.
\v 63 En de mannen, die Jezus vasthielden, bespotten Hem en sloegen Hem.
\v 64 Zij gooiden een doek over zijn hoofd en vroegen Hem: "Profeteer, wie is het, die U slaat?"
\v 65 En nog meer kwaadsprekende taal spraken zij tegen Hem.
\v 66 En toen het dag geworden was kwamen de leiders van het volk, hogepriesters en schriftgeleerden bij elkaar en zij leidden Hem naar de raadsvergadering,
\v 67 en zeiden: "Als U de Christus bent, zeg het ons dan." Hij zei tegen hen: "Al zeg Ik het tegen jullie, zouden jullie Mij toch niet geloven;
\v 68 en al zou Ik het jullie vragen, zouden jullie niet antwoorden.
\v 69 Van nu af aan zal de Mensenzoon aan de rechterhand van God zijn kracht zitten."
\v 70 En zij zeiden allemaal: "U bent dan de Zoon van God?" Hij zei tegen hen: "Jullie zeggen zelf dat Ik het ben."
\v 71 En zij zeiden: "Wat hebben wij verder voor getuigenis nodig? Wij hebben het immers zelf uit zijn mond gehoord."
\s5
\c 23
\p
\v 1 En de hele mensenmassa stond op en bracht Hem voor Pilatus.
\v 2 En zij begonnen Hem te beschuldigen en zeiden: "Wij constateerden, dat Hij ons volk misleidt, omdat Hij ons verbiedt belasting aan de keizer te betalen en zegt, dat Hij de Messias, de Koning is."
\v 3 Pilatus vroeg Hem, "Bent U de Koning van de Joden?" Hij antwoorde hem en zei: "U zegt het."
\v 4 Pilatus zei tegen leiders van de priesters en de mensenmassa: "Ik vind niets strafbaars in deze man."
\v 5 Maar zij hielden vol, en zeiden: "Hij maakt het volk opstandig met zijn onderwijs door heel Judea, Hij begon in Galilea tot hiertoe."
\v 6 Toen Pilatus dit hoorde vroeg hij, of Hij een Galileeër was,
\v 7 en toen hij begreep, dat Hij uit het gebied van Herodes was, stuurde hij Hem door naar Herodes, die in die dagen ook in Jeruzalem was.
\v 8 Toen Herodes Jezus zag, was hij erg blij. Want hij had Hem voor een lange tijd willen zien, omdat hij van Hem gehoord had, en hoopte één of ander wonder door Hem te zien gebeuren.
\v 9 Hij verhoorde Hem met veel vragen, maar Jezus gaf geen enkel antwoord.
\v 10 En de leiders van de priesters en de onderwijzers van de wet stonden Hem heftig te beschuldigen.
\v 11 Herodes met zijn soldaten minachtten en bespotten Hem. Zij deden Hem een prachtige mantel om en stuurden Hem zó naar Pilatus terug.
\v 12 En Herodes en Pilatus werden op diezelfde dag vrienden; want vóór die tijd waren zij vijanden van elkaar.
\v 13 Pilatus riep de leiders van de priesters en de vertegenwoordigers van het volk en de mensenmassa bijeen en zei tegen hen:
\v 14 "Jullie hebben deze man bij mij gebracht als iemand die het volk opstookte en zie, ik heb Hem in jullie aanwezigheid verhoord en heb in deze man geen enkele grond gevonden voor datgene, waarvan jullie Hem beschuldigen.
\v 15 En ook Herodes niet, want hij heeft Hem weer naar ons teruggestuurd. En kijk hier, Hij heeft niets gedaan waarop Hij de doodstraf verdient.
\v 16 En daarom zal ik Hem laten geselen en daarna vrijlaten."
\v 17 [Want Pilatus was verplicht hun op het feest iemand vrij te laten.]
\v 18 Maar zij schreeuwden allemaal: "Weg met Hem, laat Barabbas vrij!"
\v 19 Barabbas was tijdens een oproer in de stad in de gevangenis gezet, vanwege moord.
\v 20 Pilatus richtte zich nogmaals tot hen, omdat hij Jezus wilde vrij laten.
\v 21 Maar zij schreeuwden terug: "Kruisig Hem, kruisig Hem!"
\v 22 Hij zei voor de derde keer tegen hen: "Wat heeft Hij dan toch voor kwaad gedaan? Ik heb niets in Hem gevonden, waarop de doodstraf staat. Ik zal Hem dus geselen en dan vrijlaten!"
\v 23 Maar zij drongen er op aan en eisten onder luid geschreeuw, dat Hij gekruisigd zou moeten worden, en hun geschreeuw werd steeds luider.
\v 24 Dus besloot Pilatus, dat hij aan hun eis zou voldoen.
\v 25 Hij liet de man vrij, die ze van hem eisten, die wegens oproer en doodslag in de gevangenis zat, maar leverde Jezus over aan hun wil.
\v 26 En toen zij Hem wegleidden, grepen zij een zekere Simon van Cyrene, die van het binnenland kwam, en legden hem het kruis op zijn rug om het achter Jezus aan te dragen.
\v 27 Achter Hem volgde een grote mensenmassa en vrouwen, die heel erg verdrietig waren en over Hem huilden en jammerden.
\v 28 En Jezus wendde Zich tot de vrouwen en zei: "Dochters van Jeruzalem, huil niet over Mij, maar huil over jezelf en over je kinderen,
\v 29 want zie, er komen dagen waarop men zeggen zal: 'Gezegend zijn de onvruchtbaren, en de baarmoeder, die niet heeft gebaard, en de borsten, die niet hebben gezoogd.'
\v 30 Dan zullen mensen beginnen te zeggen tot de bergen: 'Val op ons, en tot de heuvels: Bedek ons.'
\v 31 Want als zij dit doen met het groene hout, wat zal met het dorre hout gebeuren?"
\v 32 Er werden ook nog twee misdadigers weggeleid, om met Hem te worden geëxecuteerd.
\v 33 En toen zij aan de plaats gekomen waren, die Schedel genoemd wordt, kruisigden zij Hem daar en ook de misdadigers, de ene aan zijn rechterkant en de andere aan zijn linkerkant.
\v 34 En Jezus zei: "Vader, vergeef het hun, want zij weten niet wat zij doen." En zij dobbelden om zijn kleren te verdelen.
\v 35 En het volk stond erbij en keek toe. Ook de leiders van het volk jouwden Hem uit en zeiden: "Anderen heeft Hij gered, laat Hij nu Zichzelf redden, als Hij de Messias van God is, de uitverkorene."
\v 36 Ook de soldaten kwamen dichterbijj om Hem te bespotten en brachten Hem zure wijn,
\v 37 en zeiden: "Als U de Koning van de Joden bent, redt dan Uzelf!"
\v 38 Er was ook een opschrift boven Hem dat zei: "Dit is de Koning van de Joden."
\v 39 Eén van de misdadigers die naast Hem hing bespotte Hem: "Bent U niet de Christus? Red Uzelf en ons!"
\v 40 Maar de andere antwoordde en zei tegen hem bestraffend: "Vrees jij zelfs God niet, nu je hetzelfde vonnis gekregen hebt?
\v 41 En wij terecht verdienen straf, naar aanleiding van wat wij gedaan hebben, maar Hij heeft niets verkeerd gedaan."
\v 42 Hij zei: "Jezus, denk aan mij, wanneer U in uw Koninkrijk komt."
\v 43 En Hij zei tegen hem: "Zeker, Ik zeg je, vandaag zul jij met Mij in het paradijs zijn."
\v 44 Het was om ongeveer het zesde de uur (twaalf uur s'middags) en het werd donker over het hele land tot het negende de uur (drie uur s'middags),
\v 45 want de zon werd donker. En het gordijn van de tempel scheurde middendoor.
\v 46 Jezus riep met een luide stem: "Vader, in Uw handen vertrouw Ik mijn geest toe." En toen Hij dat gezegd had, blies Hij zijn laatste adem uit.
\v 47 Toen de centurion zag wat er gebeurd was, prees hij God, en hij zei: "Inderdaad, deze man was onschuldig!"
\v 48 En de menigte, die voor dit spektakel waren samengekomen, keerden terug, nadat ze gezien hadden wat er gebeurd was, en sloegen de handen op de borst.
\v 49 Al zijn bekenden stonden op een afstand, ook de vrouwen, die Hem van Galilea gevolgd waren en dit gezien hadden.
\v 50 Nu, daar was een man, die Jozef heette die een raadsheer van de Joodse Raad was, een goed en rechtvaardig man.
\v 51 Hij was het niet eens met het besluit van de Joodse Raad. Hij kwam van Arimatea, een stad in Judea, die vooruit keek naar het Koninkrijk van God.
\v 52 Hijging naar Pilatus en vroeg om het lichaam van Jezus.
\v 53 En na het lichaam van het kruis te hebben afgenomen, wikkelde hij het in linnen en legde Hem in een rotsgraf, waarin nog nooit iemand had gelegen.
\v 54 Het was de Dag van de Voorbereiding en de Sabbat brak aan.
\v 55 En de vrouwen, die met Hem uit Galilea gekomen waren, volgden en zij zagen het graf en hoe Zijn lichaam daarin werd neergelegd;
\v 56 Zij keerden terug, en bereidden de specerijen en mirre voor, dan rustten zij op de Sabbat volgens de Wet van Mozes.
\s5
\c 24
\p
\v 1 Erg vroeg in de morgen op de eerste dag van de week gingen ze, met de specerijen die ze klaar gemaakt hadden, naar het graf.
\v 2 Ze vonden de steen van het graf weggerold.
\v 3 Ze gingen naar binnen, maar ze vonden het lichaam van de Here Jezus niet.
\v 4 Het gebeurde, terwijl ze daarover in de war waren, dat er plotseling twee mannen in blinkende gewaden bij hen stonden.
\v 5 De vrouwen waren doodsbang en bogen hun gezichten naar de grond. De mannen vroegen: "Waarom zoek je de Levende bij de doden?
\v 6 Hij is hier niet, maar Hij is opgestaan. Herinneren jullie, wat Hij sprak toen Hij nog in Galilea was,
\v 7 dat de Mensenzoon overgeleverd moest worden in de handen van zondige mensen en gekruisigd worden en op de derde dag opstaan?"
\v 8 En zij herinnerden zich Zijn woorden,
\v 9 en teruggekomen van het graf, vertelden ze dit alles aan de groep van elf en aan alle anderen.
\v 10 Maria van Magdala, Johanna, Maria, de moeder van Jakobus en de andere vrouwen die met hen waren, vertelden dit aan de apostelen.
\v 11 Maar ze vonden deze boodschap maar onzin, en ze geloofden de vrouwen niet.
\v 12 Echter, Petrus stond op en rende naar het graf. Toen hij zich bukte, zag hij alleen de linnen grafdoeken. En hij ging naar huis, verbaasd over wat er gebeurd zou kunnen zijn.
\v 13 En kijk, twee van hen waren juist op die dag op weg naar een dorp dat Emmaüs heet en zestig stadiën (elf kilometer) bij Jeruzalem vandaan is.
\v 14 Zij spraken met elkaar over alles wat er gebeurd was.
\v 15 Het gebeurde, terwijl ze daarover spraken en van gedachten wisselden, dat Jezus zelf bij hen kwam en met hen meeging.
\v 16 Maar hun ogen waren verhinderd om Hem te herkennen.
\v 17 Jezus zei tegen hen: "Wat zijn dit voor kwesties die jullie al wandelend met elkaar bespreken?" Ze bleven met een somber gezicht staan.
\v 18 Eén van hen, die Kleopas heette, antwoordde Hem: "Bent U de enige persoon in Jeruzalem, die niet weet wat er daar de afgelopen dagen gebeurd is?"
\v 19 Jezus zei tegen hen: "Wat dan?" Ze antwoordden Hem: "Wat er gebeurd is met Jezus de Nazarener, een man, die een profeet was, machtig in werk en woord voor God en alle mensen,
\v 20 en hoe de hogepriesters en leiders Hem overgegeven hebben om Hem ter dood te veroordelen en Hem gekruisigd hebben.
\v 21 Wij echter hoopten, dat Hij degene was, die Israël zou verlossen. Maar het is nu al de derde dag sinds dit allemaal gebeurd is.
\v 22 Maar ook hebben enkele vrouwen uit ons midden ons verbijsterd toen ze vroeg in de morgen bij het graf waren geweest.
\v 23 Toen ze Zijn lichaam niet vonden, kwamen ze terug en vertelden dat ze een verschijning van engelen hadden gezien, die zeiden, dat Hij leeft!
\v 24 Sommige mannen van ons zijn naar het graf gegaan en vonden het zoals de vrouwen zeiden, maar ze zagen Hem niet."
\v 25 Jezus zei tegen hen: "O mannen, zijn jullie dan zo onverstandig en langzaam in het geloven in alles wat de profeten gesproken hebben!
\v 26 Moest de Christus dit niet lijden om in Zijn heerlijkheid binnen te gaan?"
\v 27 Toen begon Hij bij Mozes en bij al de profeten en legde hun uit, wat in de Schriften op Hem betrekking had.
\v 28 Toen ze het dorp naderden waar ze naartoe gingen, deed Jezus alsof hij verder zou gaan.
\v 29 Ze drongen sterk bij Hem aan en zeiden: "Blijf bij ons, want het loopt tegen de avond en de dag is bijna voorbij." Toen ging Jezus met hen mee naar binnen om bij hen te blijven.
\v 30 Het gebeurde, toen Hij met hen aan tafel zat, dat Hij het brood nam, de zegen uitsprak, het brak en het hun gaf.
\v 31 Toen werden hun ogen geopend en zij herkenden Hem en Hij verdween uit hun midden.
\v 32 Ze zeiden tegen elkaar: "Was ons hart niet brandende in ons, terwijl Hij onderweg tot ons sprak en de Schriften voor ons opende?"
\v 33 Ze stonden meteen op en gingen terug naar Jeruzalem, waar ze de elf apostelen en degenen die bij hen waren, bij elkaar aantroffen.
\v 34 Ze zeiden: "De Here is werkelijk opgestaan en is aan Simon verschenen."
\v 35 Ze vertelden de dingen die onderweg gebeurd waren en hoe zij Jezus herkenden bij het breken van het brood.
\v 36 En terwijl zij hierover spraken, stond Jezus zelf in hun midden en zei tegen hen: "Vrede zij met jullie".
\v 37 Maar zij waren doodsbang en verbijsterd en dachten dat ze een geest zagen.
\v 38 Jezus zei tegen hen: 'Waarom zijn jullie verontrust? Waarom komen er vragen op in je hart?
\v 39 Kijk naar Mijn handen en Mijn voeten en zie dat Ik het zelf ben. Raak mij aan en zie het zelf. Een geest heeft geen vlees en botten, zoals je ziet dat Ik heb."
\v 40 Toen Hij dit had gezegd, liet Hij zijn handen en voeten zien.
\v 41 Ze konden het nog niet geloven vanwege hun blijdschap en hun verwondering. En Jezus vroeg hen: "Hebben jullie iets te eten?"
\v 42 Ze gaven Hem een stukje gebakken vis en een stukje van een honingraat,
\v 43 en Hij nam het en at het terwijl ze toekeken.
\v 44 Hij zei tegen hen: "Toen Ik bij jullie was, vertelde Ik over alles wat er geschreven staat in de wet van Mozes, de Profeten en de Psalmen en dat dat vervuld moest worden."
\v 45 Toen opende Hij hun verstand, zodat ze de Schriften begrepen.
\v 46 En Hij zei tegen hen: "Aldus staat er geschreven, dat de Christus moest lijden en op de derde dag opstaan uit de doden.
\v 47 Bekering en vergeving van zonden moet verkondigd worden in Zijn naam, aan alle volken, te beginnen in Jeruzalem.
\v 48 Jullie zijn getuigen van deze dingen.
\v 49 Zie, Ik zal jullie sturen wat Mijn Vader beloofd heeft. Maar jullie moeten in de stad blijven totdat jullie gekleed zijn met Kracht van boven."
\v 50 Toen leidde Jezus hen naar buiten tot bij Betanië. Hij hief zijn handen omhoog en zegende hen.
\v 51 En het gebeurde, terwijl Hij hen zegende, dat Hij van hen wegging en naar de hemel opsteeg.
\v 52 Ze aanbaden Hem en keerden terug naar Jeruzalem, met grote blijdschap.
\v 53 Ze waren voortdurend in de tempel en loofden God.

51
manifest.yaml Normal file
View File

@ -0,0 +1,51 @@
---
dublin_core:
conformsto: rc0.2
contributor:
- Drew Curley
- Hans De Kok
- Willem Griffioen
- Anja Vissers
- Chase Yonge
- Luisette Kraal
- Melissa Yonge
- Odo Siahaya
- Marieke Griffioen
creator: Wycliffe Associates
description: ""
format: text/usfm
identifier: ulb
issued: 2022-11-18
modified: 2022-11-18
language:
direction: ltr
identifier: nl
title: Nederlands, Vlaams
publisher: unfoldingWord
relation:
- nl/tw
- nl/tq
- nl/tn
rights: CC BY-SA 4.0
source:
-
identifier: ulb
language: en
version: "1"
subject: Bible
title: Unlocked Literal Bible
type: bundle
version: "1"
checking:
checking_entity:
- Wycliffe Associates
checking_level: "2"
projects:
-
title: Luke
versification: other
identifier: luk
sort: 43
path: ./43-LUK.usfm
categories:
- bible-nt