nl_heb_text_ulb/59-HEB.usfm

383 lines
42 KiB
Plaintext
Raw Permalink Blame History

This file contains ambiguous Unicode characters

This file contains Unicode characters that might be confused with other characters. If you think that this is intentional, you can safely ignore this warning. Use the Escape button to reveal them.

\id HEB Unlocked Literal Bible
\ide UTF-8
\h HEBREWS
\toc1 Hebrews
\toc2 Hebrews
\toc3 Heb
\mt1 HEBREWS
\s5
\c 1
\p
\v 1 God heeft vroeger vaak en op verschillende wijzen tot onze voorouders gesproken door de profeten.
\v 2 Maar nu, in deze laatste dagen, heeft Hij tot ons gesproken door zijn Zoon, die Hij gesteld heeft tot erfgenaam van alle dingen, door wie Hij ook het heelal gemaakt heeft.
\v 3 Hij is de schitterende en exacte representatie van Gods wezen. Hij draagt alle dingen door het woord van Gods macht. Nadat de Zoon gezorgd heeft voor de reiniging van de zonden, heeft Hij Zich gezet aan de rechterhand van de majesteit in de hoge.
\v 4 Hij is vele malen machtiger geworden dan de engelen, omdat Hij een naam heeft ontvangen die hoger is dan alle andere namen.
\v 5 Want tot welke engelen heeft God ooit gezegd: "Mijn zoon bent u; Ik heb U vandaag verwekt " ? En tot welke engelen heeft God gezegd: "Ik zal een Vader voor hem zijn en hij een zoon voor Mij " ?
\v 6 En nogmaals bij zijn geboorte in de wereld, zegt Hij:
"Alle engelen van God moeten Hem aanbidden."
\v 7 En van de engelen zegt Hij:
"Hij is het die zijn engelen maakt als een wind en zijn dienaren als een vuurvlam";
\v 8 Maar van de Zoon zegt Hij: "Uw troon, o God, blijft door alle eeuwen heen en uw regering is legitiem en rechtvaardig."
\v 9 Gerechtigheid hebt U liefgehad en ongerechtigheid hebt U gehaat; daarom hebt U, o God, uw God met vreugdeolie gezalfd boven anderen.
\v 10 En: U Here, hebt in het begin de aarde gefundeerd en de hemelen zijn het werk van uw handen;
\v 11 die zullen vergaan, maar U blijft. En zij zullen alle als een kleed verslijten,
\v 12 als een mantel zult U ze oprollen, als een kleed zullen zij ook verwisseld worden; maar U blijft dezelfde en voor altijd.
\v 13 Tot welke engel heeft Hij ooit gezegd: "Zit aan mijn rechterhand, totdat Ik uw vijanden verslagen heb" ?
\v 14 Zijn de engelen geen dienende geesten, die uitgezonden worden om hen die gered worden te dienen?
\s5
\c 2
\p
\v 1 Daarom moeten wij veel meer aandacht schenken aan wat wij gehoord hebben, zodat wij niet afdwalen.
\v 2 Want de boodschap, gesproken door engelen, blijkt betrouwbaar te zijn en als elke overtreding en elke ongehoorzaamheid rechtmatig loon krijgt,
\v 3 hoe zullen wij dan ontsnappen, als wij zo'en grote redding niet serieus nemen. Deze redding is bekendgemaakt door de Heer en daarna doorgegeven door hen die de boodschap van redding hebben gehoord.
\v 4 Tegelijkertijd getuigde God zelf ook dat het waar is, door allerlei wonderen en tekenen te doen en door gaven van de heilige Geest te geven zoals Hij die wil verdelen.
\v 5 God heeft de toekomstige wereld, waarover wij spreken, niet onder gezag van de engelen gesteld.
\v 6 Maar, iemand heeft ergens getuigd, toen hij zei: " Wat is de mens, dat U aan hem denkt, of mensenkind, dat U voor hem zorgt?
\v 7 U heeft hem voor een korte tijd beneden de engelen gesteld, U heeft hem met lof en eer gekroond.
\v 8 U heeft alles onderworpen aan de mens." Niets uitgezonderd, maar nu zien we dat nog niet.
\v 9 Wij zien Jezus, die voor een korte tijd beneden de engelen gesteld was met heerlijkheid en eer gekroond vanwege het lijden en sterven, zodat Hij door God's genade voor iedereen de dood zou smaken.
\v 10 Het was passend voor God om veel zonen tot eer te brengen, want alles bestaat voor Hem en door Hem. Het was passend voor Hem om de Oprichter van hun redding te volmaken door zijn lijden.
\v 11 Want Hij, die heilig maakt, en zij, die heilig worden gemaakt, hebben dezelfde oorsprong, daarom schaamt Hij zich niet om hen broeders te noemen.
\v 12 Daarom zegt Hij: "ik ga Uw naam verkondigen aan mijn broeders, U eren in de gemeente."
\v 13 Alweer: "Ik zal op Hem vertrouwen," en nogmaals "Kijk, hier ben ik samen met de kinderen, die God mij gegeven heeft."
\v 14 Omdat de kinderen aan bloed en vlees deel hebben, heeft ook Hij op die manier daaraan deel gekregen, zodat Hij door zijn dood, hem, die de macht over de dood had, de duivel, zou onttronen;
\v 15 en ieder zou bevrijden, die gedurende hun hele leven door angst voor de dood tot slavernij gedoemd waren.
\v 16 Want Hij maakt Zich geen zorgen over de engelen, maar Hij maakt Zich zorgen over de nakomelingen van Abraham.
\v 17 Daarom moest Hij in alle opzichten als zijn broeders worden, zodat Hij een genadige en trouwe hogepriester zou worden bij God, om zo de zonden van het volk af te lossen.
\v 18 Want doordat Jezus zelf verleidingen geleden heeft, kan Hij hun, die in de verleiding komen, te hulp schieten.
\s5
\c 3
\p
\v 1 Daarom, heilige broeders en zusters, deelgenoten van de hemelse roeping, kijk naar Jezus, de apostel en hogepriester van onze belijdenis, Jezus,
\v 2 Hij was trouw aan God, die Jezus heeft aangesteld, zoals ook Mozes trouw was in geheel Gods huis.
\v 3 De bouwmeester krijgt meer waardering dan het huis, zo moet Jezus meer eer krijgen dan Mozes.
\v 4 Want elk huis wordt door iemand gebouwd, maar de bouwmeester van alles is God.
\v 5 Want Mozes was een trouwe dienaar in het hele huis van God en getuigde van de dingen waarover in de toekomst gesproken zou worden.
\v 6 Maar Christus is trouw als een Zoon die de leiding heeft over het huis van God. We zijn zijn huis als we stevig vasthouden aan onze moed en de hoop waarin we roemen.
\v 7 Daarom is het precies zoals de Heilige Geest zegt: "Als je vandaag zijn stem hoort
\v 8 verhard jullie harten niet, zoals jullie deden toen jullie in opstand kwamen tegen Mij in de woestijn. Jullie werden toen getest.
\v 9 Dit was toen je voorouders in opstand kwamen door mij te testen, nadat ze mijn daden hadden gezien
\v 10 al 40 jaar lang. Daarom was ik boos op die generatie. Ik zei: 'Ze zijn altijd in hun hart verdwaald. Ze hebben mijn wegen niet gekend.'
\v 11 Het is precies zoals ik in mijn toorn zwoer: 'Ze zullen mijn rust nooit binnengaan.'"
\v 12 Pas op, broeders en zusters, dat niemand van u een boos hart van ongeloof heeft, een hart dat zich afkeert van de levende God.
\v 13 Maar bemoedig elkaar dagelijks, zolang het 'vandaag' wordt genoemd, zodat niemand onder u verhard wordt door de misleiding van de zonde.
\v 14 Want we zijn partners van Christus geworden als we van het begin tot het einde stevig op Hem vertrouwen.
\v 15 Hierover is gezegd: "Als je vandaag zijn stem hoort, verhard je hart dan niet, zoals in de opstand."
\v 16 Wie was het die God hoorde en in opstand kwam? Waren het niet allen die door Mozes uit Egypte kwamen?
\v 17 Op wie was hij 40 jaar lang boos? Was het niet op degenen die gezondigd hebben, van wie de dode lichamen in de woestijn lagen?
\v 18 Aan wie anders zwoer Hij, dat zij tot zijn rust niet zouden ingaan, dan aan hen, die Hem ongehoorzaam geweest waren?
\v 19 Zo zien wij, dat zij niet konden ingaan vanwege hun ongeloof.
\s5
\c 4
\p
\v 1 Laten wij daarom op onze hoede zijn, aangezien de belofte om Zijn rust binnen te gaan nog bestaat, zodat niemand de kans zou missen achter te blijven.
\v 2 Want ook aan ons is het evangelie gepredikt evenals aan hen, maar die boodschap baatte hun niet, omdat zij die het gehoord hebben het niet geloofden.
\v 3 Want wij die geloof hebben gaan in Zijn rust, zoals Hij zei: "Zo heb Ik beloofd in Mijn toorn:
Nooit zullen ze in Mijn rust binnenkomen." Toch waren Zijn werken vanaf de grondlegging van de wereld al klaar.
\v 4 Want elders heeft Hij over de zevende dag gesproken: En op de zevende dag rustte God van al Zijn werk.
\v 5 En hier nog een keer: "Ze zullen nooit in Mijn rust binnenkomen."
\v 6 Aangezien er sommigen nog binnen moeten gaan in die rust, en zij aan wie er eerst gepredikt werd niet binnen kunnen gaan, doordat hun ongehoorzaam waren,
\v 7 heeft God daarom een bepaalde dag vastgesteld, 'Vandaag', toen hij via David had gesproken op een latere moment met woorden die al aangehaald zijn: "Vandaag, indien je Zijn stem hoort, verhard je hart niet."
\v 8 Want indien Jozua hen in de rust gebracht had, zou God het niet hebben over een andere dag op een latere moment.
\v 9 Er blijft dus een Sabbatsrust gereserveerd voor het volk van God.
\v 10 Want wie tot zijn rust is ingegaan, is ook zelf tot rust gekomen van zijn werken, zoals God dat deed.
\v 11 Laten wij dus ons uiterste best doen om in die rust binnen te gaan, zodat niemand ten val zal komen door dit voorbeeld van ongehoorzaamheid te volgen.
\v 12 Want Gods woord is levend en krachtig en scherper dan enig tweesnijdend zwaard: en het dringt door, zó diep, dat het ziel en geest, gewrichten en merg scheidt, en het is instaat om gedachten en overleggingen te onderscheiden.
\v 13 Alles wat geschapen is, is niet van God verborgen, dus alles is openlijk en zichtbaar voor Hem, aan wie we verantwoording moeten afleggen.
\v 14 Daar wij nu een grote Hogepriester hebben, die door de hemelen is gegaan, Jezus (de Zoon van God) laten we standvastig zijn in ons geloof.
\v 15 Het is niet alsof wij geen Hogepriester hebben die onze zwakheden niet begrijpt. Integendeel, hebben wij een Hogepriester die op allerlei manieren verleid was, maar niet had gezondigd.
\v 16 Laten wij daarom met vrijmoedigheid naar de troon van genade gaan, zodat wij barmhartigheid kunnen ontvangen en genade kunnen vinden in tijden van nood.
\s5
\c 5
\p
\v 1 Want elke hogepriester, die gekozen wordt, vertegenwoordigt hen bij God, om gaven en offers te brengen voor de zonden;
\v 2 Hij kan genade hebben, aangezien hij zelf met zwakheid omringd is,
\v 3 vanwege die zwakheid moet hij voor het volk en voor zichzelf offers brengen.
\v 4 Niemand neemt voor zichzelf die plaats in, maar diegene die door God geroepen wordt zoals Aaron.
\v 5 Zo heeft ook Christus Zichzelf niet de eer gegeven hogepriester te worden, maar Hij, die tot Hem sprak: Mijn Zoon bent U; Ik heb U heden verwekt;
\v 6 zoals Hij ook op een andere plaats spreekt: U bent priester in eeuwigheid, net zoals Melchisedek.
\v 7 Tijdens zijn dagen op aarde heeft Christus gebeden en smekingen met sterk geroep en tranen geofferd tot God, die Hem uit de dood kon redden, en Hij is verhoord uit zijn angst
\v 8 en zo heeft Hij, hoewel Hij de Zoon was, de gehoorzaamheid geleerd uit wat Hij heeft geleden,
\v 9 en Hij werd volmaakt en werd voor iedereen die Hem gehoorzaamt de auteur van eeuwige redding.
\v 10 door God aangewezen als hogepriester net zoals Melchisedek.
\v 11 Wij hebben veel te zeggen over Jezus, maar het is moeilijk uit te leggen, omdat jullie traag zijn geworden in het horen.
\v 12 Want hoewel jullie, gezien de tijd dat verlopen is, leraren moesten zijn, hebben jullie weer nodig, dat men jullie de eerste principes van de uitspraken van God leert, en jullie hebben nog melk nodig (en) geen vast voedsel.
\v 13 Want wie nog van melk leeft, is niet vaardig in het onderwijs van het Woord van gerechtigheid, is een kind.
\v 14 Maar vast voedsel is voor de volwassenen, die door het constante gebruik ervan, zijn getraind in het onderscheiden van goed en kwaad.
\s5
\c 6
\p
\v 1 Laten we dus het begin van de boodschap van Christus rusten en groeien naar volwassenheid, zonder opnieuw het fundament te leggen van bekering van dode werken en van geloof in God,
\v 2 of die van onderwijs over dopen, van oplegging van handen, van opstanding van de doden en van eeuwig oordeel.
\v 3 We zullen dit alleen doen als God het toestaat.
\v 4 Want het is onmogelijk voor wie eens verlicht waren, van de hemelse gave hebben genoten, deel gekregen hebben aan de Heilige Geest
\v 5 en het goede woord van God en de krachten van de toekomende eeuw ervaren hebben
\v 6 en daarna het geloof de rug toegekeerd hebben om weer opnieuw tot bekering te brengen, zodat zij de Zoon van God opnieuw kruisigen en Hem publiekelijk te schande maken.
\v 7 Want het land dat de regen opneemt die er vaak op valt en de planten voortbrengt die nuttig zijn voor wie het land hebben bewerkt, dit is het land dat een zegen van God ontvangt.
\v 8 Maar als het land dorens en distels voortbrengt, is het waardeloos en niet ver van de vervloeking. Het einde hiervan is dat het verbrand wordt.
\v 9 Maar ook al spreken wij zo, wij zijn overtuigd van betere dingen voor jullie, geliefden, dingen die te maken hebben met de redding.
\v 10 Want God is niet onrechtvaardig. Hij zal je werk en de liefde die je voor Zijn naam hebt getoond niet vergeten, omdat je Zijn heilig volk gediend hebt en nog steeds dient.
\v 11 Het is onze grote wens dat ieder van jullie tot het einde toe
met dezelfde ijver blijk mogen geven van jullie hoop totdat alles verwezenlijkt is,
\v 12 zodat jullie niet lui worden, maar navolgers zijn van degenen die door hun geloof en geduld de beloften beërven.
\v 13 Want toen God zijn belofte aan Abraham deed, zwoer Hij bij zichzelf, omdat Hij bij niemand groter kon zweren.
\v 14 Hij zei: "Ik zal je zeker zegenen en je veel nakomelingen geven."
\v 15 En zo kreeg Abraham wat beloofd was dankzij zijn standvastig geloof.
\v 16 Want mensen zweren bij iemand die groter is dan zijzelf. Aan het einde van elk meningsverschil dient een eed als bevestiging.
\v 17 Toen God besloot om aan de erfgenamen van de belofte de onveranderlijke kwaliteit van zijn voornemen duidelijker te laten zien, bekrachtigde Hij het met een eed.
\v 18 Hij deed dit zodat wij door twee onomkeerbare dingen, die uitsluiten dat God zou liegen, een sterke bemoediging zullen hebben om stevig vast te houden aan de hoop die voor ons ligt.
\v 19 We hebben dit als een veilig en betrouwbaar anker voor de ziel, de hoop die binnenkomt in de innerlijke plaats achter het voorhangsel,
\v 20 waar Jezus als voorloper voor ons al is binnengegaan. Hij is voor altijd hogepriester geworden naar de ordening van Melchizedek.
\s5
\c 7
\p
\v 1 Het was deze Melchisedek, koning van Salem, priester van de allerhoogste God, die Abraham ontmoette bij zijn terugkeer van het bloedbad van de koningen en hem zegende.
\v 2 Aan hem gaf Abraham een tiende van alles. Ten eerste betekent de vertaling van zijn naam 'koning der gerechtigheid'; maar ook 'koning van Salem', dat wil zeggen, 'koning van vrede'.
\v 3 Hij is zonder vader, zonder moeder, zonder voorouders, zonder begin van dagen of einde van het leven. En omdat hij gemaakt is als de zoon van God, blijft hij voor altijd priester.
\v 4 Zie hoe groot deze man was aan wie de patriarch Abraham een tiende gaf van de dingen die hij in de strijd had genomen.
\v 5 De nakomelingen van Levi die het priesterambt ontvangen, hebben volgens de wet de opdracht om tienden te innen van het volk, dat wil zeggen van hun broers, ook al stammen zij af van Abraham.
\v 6 Maar Melchizedek, van wie de afstamming niet van hen was te herleiden, ontving tienden van Abraham en zegende degene die de beloften had ontvangen.
\v 7 Het valt niet te ontkennen, dat de mindere persoon door de meerdere wordt gezegend.
\v 8 In dit geval ontvangen sterfelijke mensen tienden, maar in dat geval wordt getuigd dat hij voortleeft.
\v 9 En bij wijze van spreken betaalde Levi, die zelf tienden ontving, ook tienden via Abraham,
\v 10 omdat Levi nog in het lichaam van zijn voorvader was toen Melchizedek Abraham ontmoette.
\v 11 Als volmaaktheid nu mogelijk was door het Levitische priesterschap (want onder dit priesterschap ontving het volk de wet), wat zou er dan nog meer nodig zijn geweest als er nog een priester zou zijn opgestaan op de manier van Melchizedek, en niet zou worden beschouwd als te zijn op de manier van Aäron?
\v 12 Want als het priesterschap wordt veranderd, moet ook de wet worden veranderd.
\v 13 Want degene over wie deze dingen worden gezegd, behoort tot een andere stam, waarvan nog nooit iemand aan het altaar heeft gediend.
\v 14 Het is duidelijk dat onze Heer uit Juda werd geboren, een stam die Mozes nooit noemde over priesters.
\v 15 Wat we zeggen wordt nog duidelijker wanneer een andere priester opstaat in de gelijkenis van Melchizedek.
\v 16 Deze werd priester, niet gebaseerd op een wet van fysieke noodzaak, maar door de kracht van een eeuwig leven.
\v 17 Want over Hem wordt getuigt: "U bent een priester voor altijd volgens de ordening van Melchizedek."
\v 18 Want niet alleen is het vorige gebod terzijde geschoven omdat het zwak en nutteloos is -
\v 19 want de wet maakt niets volmaakt - maar er wordt ook een betere hoop geïntroduceerd, waardoor we dicht bij God komen.
\v 20 En in zoverre had het niet zonder een plechtige eed plaats want anderen zijn zonder eed priester geworden,
\v 21 maar Hij werd priester met een eed door degene die tegen Hem zei: "De Heer heeft gezworen en Hij zal niet van gedachten veranderen: 'Je bent een priester voor eeuwig.'
\v 22 Ook hiermee heeft Jezus de garantie gegeven voor een beter verbond.
\v 23 Het aantal voormalige priesters was groot, aangezien zij vanwege de dood hun ambt niet konden voortzetten.
\v 24 Maar omdat Jezus eeuwig blijft leven, heeft Hij een permanent priesterschap.
\v 25 Daarom is Hij ook in staat om degenen die door Hem tot God naderen volledig te redden, omdat Hij altijd leeft om voor hen te bemiddelen.
\v 26 Want het was inderdaad nodig dat we zo'n hogepriester zouden hebben, die heilig, onschuldig, rein, afgescheiden van zondaars en verheven boven de hemelen is.
\v 27 Hij hoeft, in tegenstelling tot de hogepriesters, geen dagelijkse offers te brengen, eerst voor Zijn eigen zonden en daarna voor de zonden van het volk. Hij deed dit voor eens en voor altijd toen Hij Zichzelf offerde.
\v 28 Want de wet stelt als hogepriester mannen aan die zwakheden hebben. Maar het woord van de eed, die na de wet kwam, stelde een Zoon aan, die voor altijd volmaakt is gemaakt.
\s5
\c 8
\p
\v 1 De hoofdzaak van ons onderwerp is, dat wij deze Hogepriester hebben, die in de hemel zit aan de rechterhand van de troon van Gods Majesteit.
\v 2 Hij verricht Zijn dienst in het heiligdom, de echte tabernakel die door de Heer, niet door de mens, is opgericht.
\v 3 Want iedere hogepriester is aangesteld om gaven en offers te brengen, en om die reden was het noodzakelijk dat ook deze Hogepriester iets had om te offeren.
\v 4 Als Hij nu op aarde was, zou Hij niet eens priester zijn om volgens de wet te offeren, want er waren al priesters die deze offers brengen.
\v 5 Deze offers werden gebracht als een afbeelding en een schaduw van de hemelse tabernakel. God openbaarde de oprichting van het tabernakel aan Mozes op de berg, met de waarschuwing het precies naar het voorbeeld uit te voeren.
\v 6 Maar nu heeft Hij een veel belangrijker taak gekregen doordat Hij de bemiddelaar is van een beter verbond, waarvan de grondslag op betere beloften rust.
\v 7 Zou de eerste volmaakt zijn geweest, dan zou er geen aanleiding zijn voor een tweede.
\v 8 Want God berispt hen als Hij zegt: "Zie er komen dagen, zegt de HEER, dat Ik met het huis van Israël en het huis van Juda een nieuw verbond zal sluiten,
\v 9 niet zoals het verbond dat Ik met hun voorouders maakte in de dagen dat Ik hen bij de hand nam om hen uit het land Egypte te leiden, want zij zijn niet trouw gebleven aan mijn verbond en Ik heb Mij niet meer om hen bekommerd, zegt de HEER.
\v 10 Want dit is het verbond, waarmee Ik Mij verbinden zal aan het huis van Israël na die dagen, spreekt de HEER: Ik zal mijn wetten in hun verstand leggen, en Ik zal die op hun harten schrijven. Ik zal hun God zijn en zij zullen Mijn volk zijn.
\v 11 Medeburgers, broeders en zusters zullen elkaar niet meer onderwijzen en tegen elkaar zeggen: 'Ken de HEER,' want iedereen zal Mij kennen, van de kleinste tot de grootste.
\v 12 Want Ik zal genadig zijn over hun wandaden en aan hun zonden zal Ik niet meer denken''.
\v 13 Wanneer Hij spreekt van "een nieuw verbond", heeft Hij daarmee het eerste voor verouderd verklaard. En wat veroudert en verjaart, is niet ver van verdwijning.
\s5
\c 9
\p
\v 1 Nu had ook wel het eerste verbond bepalingen voor de eredienst en een aards heiligdom.
\v 2 Want er was een tabernakel ingericht, het voorste gedeelte, waarin de kandelaar en de tafel met de toonbroden stonden, werd het heilige genoemd;
\v 3 en achter het tweede voorhangsel was er een tabernakel die het heilige der heilige genoemd werd,
\v 4 met een gouden reukofferaltaar en de ark van het verbond rondom met goud overtrokken. Hierin waren een gouden kruik met het manna en de staf van Aäron die gebloeid had en de tafelen van het verbond;
\v 5 daarboven waren de cherubs van de heerlijkheid die het verzoendeksel overschaduwden; waarover wij nu niet in detail kunnen spreken.
\v 6 Zo was het heiligdom ingericht en de priesters kwamen bij het vervullen van hun heilige diensten voortdurend in de voorste tent,
\v 7 maar in de tweede tent kwam alleen de hogepriester, eenmaal in het jaar, niet zonder bloed dat hij offerde voor zichzelf en voor de zonden van het volk die ze in onwetendheid hadden begaan.
\v 8 Daarmee gaf de Heilige Geest te kennen, dat de weg naar het heiligdom nog niet open lag zolang de eerste tent nog bestond.
\v 9 Dit was een symbool voor de huidige tijd: de gaven en offers kunnen het geweten van wie ze brengt niet tot volmaaktheid brengen,
\v 10 omdat de bepalingen van hun voedsel, dranken en rituele wassingen alleen verband hadden met het lichaam. Zij waren slechts geldig tot aan de nieuwe orde.
\v 11 Maar Christus trad op als hogepriester van de goede dingen die ons zijn toebedeeld: Hij is de grotere en meer volmaakte tabernakel, niet met mensenhanden gemaakt en niet van deze wereld,
\v 12 en dat niet met het bloed van bokken en kalveren, maar met Zijn eigen bloed, eens voor altijd binnengegaan in het heiligdom, waardoor Hij een eeuwige verlossing verwierf.
\v 13 Want als het bloed van bokken en stieren en de besprenging met de as van een vaars hen, die verontreinigd zijn heiligt, zodat zij naar het vlees gereinigd worden,
\v 14 hoeveel te meer zal het bloed van Christus, die door de eeuwige Geest Zichzelf als een smetteloos offer aan God gebracht heeft, ons geweten reinigen van dode werken om de levende God te dienen?
\v 15 En daarom is Hij de middelaar van een nieuw verbond: Hij is immers gestorven om ons te bevrijden van de overtredingen onder het eerste verbond zodat de geroepenen de belofte van de eeuwige erfenis zouden ontvangen.
\v 16 Want waar een testament is, is het noodzakelijk dat de dood van de erflater gemeld wordt;
\v 17 want een testament krijgt pas rechtskracht na het overlijden en niet zolang de erflater nog leeft.
\v 18 Daarom is ook het eerste verbond niet zonder bloed ingewijd.
\v 19 Want nadat door Mozes elk gebod volgens de wet aan heel het volk was meegedeeld, nam hij het bloed van de kalveren en de bokken met water, scharlaken wol en hysop en besprenkelde het boek zelf en heel het volk,
\v 20 en zei: "Dit is het bloed van het verbond, dat God jullie heeft voorgeschreven."
\v 21 En ook de tabernakel en al het gereedschap voor de eredienst besprenkelde hij evenzo met bloed.
\v 22 En vrijwel alles wordt volgens de wet met bloed gereinigd want zonder bloedstorting vindt er geen vergeving plaats.
\v 23 Als het noodzakelijk is dat hiermee de afbeeldingen van de hemelse dingen gereinigd worden, dan moeten de hemelse dingen zelf met een beter offer worden gereinigd dan deze.
\v 24 Want Christus is niet binnengegaan in een heiligdom dat met handen is gemaakt of een afbeelding van het hemelse heiligdom, maar in de hemel zelf om voor ons voor God te verschijnen;
\v 25 ook niet om Zichzelf telkens weer te offeren, zoals de hogepriester jaarlijks met ander bloed, niet van hemzelf, in het heiligdom gaat,
\v 26 want dan zou Hij herhaaldelijk moeten lijden vanaf de grondlegging van de wereld; maar nu is Hij éénmaal, bij de voleinding van de eeuwen, verschenen om door Zijn offer de zonde teniet te doen.
\v 27 Net zoals de mensen nu éénmaal moeten sterven en daarna volgt het oordeel,
\v 28 zo zeker is het dat Christus, die Zich éénmaal heeft geofferd om de zonden van velen te dragen, een tweede keer zonder zonden zal verschijnen voor wie de redding van Hem verwachten.
\s5
\c 10
\p
\v 1 De wet is slechts een schaduw van de goede toekomstige zaken en niet de verschijning van die dingen zelf. Daarom is zij nooit in staat diegenen, die elk jaar met dezelfde offers aan de dienst deelnemen, tot volmaaktheid te brengen.
\v 2 Zou anders het offeren niet opgehouden zijn, omdat degenen die de dienst uitvoeren wanneer ze eenmaal gereinigd zijn, helemaal geen besef van zonden meer hadden?
\v 3 In tegendeel, door die offers werden elk jaar de zonden in herinnering gebracht;
\v 4 want het is onmogelijk, dat het bloed van stieren of bokken zonden zou wegnemen.
\v 5 Daarom zegt Christus bij Zijn komst in de wereld: "Dieroffer en offergave hebt U niet gewild, maar U hebt Mij een lichaam gegeven;
\v 6 in brandoffers en offers voor de zonde hebt U geen voldoening gehad.
\v 7 Toen heb Ik gezegd: 'zie, hier ben Ik zo staat in de boekrol over Mij geschreven om Uw wil te doen, o God'."
\v 8 Eerst zegt Hij: "Offers en offergaven, brand- en reinigingsoffers hebt U niet gewild en gaven U geen voldoening hoewel zij volgens de wet worden gebracht."
\v 9 Daarna zei Hij: "Zie, hier ben Ik om Uw wil te doen." Hij heft het eerste op om het tweede van kracht te laten worden.
\v 10 Op grond van die wil zijn wij voor eens en altijd geheiligd door het offer van het lichaam van Jezus Christus.
\v 11 En elke priester staat dagelijks in zijn dienst om steeds opnieuw dezelfde offers te brengen, die nooit de zonden kunnen wegnemen.
\v 12 Maar deze Priester, Jezus, heeft na zijn éénmalig offer voor de zonden, voor altijd Zijn plaats aan de rechterhand van God ingenomen,
\v 13 waar Hij wacht tot zijn vijanden tot een voetbank voor zijn voeten worden gemaakt.
\v 14 Want door dit ene offer heeft Hij hen, die geheiligd worden, voor altijd tot volmaaktheid gebracht.
\v 15 En ook de Heilige Geest geeft ons daarvan een getuigenis,
\v 16 want nadat Hij gezegd had: 'Dit is het verbond, dat Ik na die tijd met hen zal sluiten', zegt de Heer: 'Ik zal Mijn wetten in hun harten leggen en die ook in hun verstand schrijven,
\v 17 en aan hun zonden en wetteloosheid zal Ik niet meer denken.'
\v 18 Waar voor deze dingen vergeving bestaat, is er geen offer voor de zonden meer nodig.
\v 19 Broeders en zusters, dankzij het bloed van Jezus kunnen wij in volle vrijmoedigheid het heiligdom in gaan
\v 20 langs de nieuwe en levende weg die Hij voor ons gebaand heeft door het voorhangsel heen, dat wil zeggen door middel van zijn lichaam
\v 21 en wij hebben nu een grote Hogepriester over het huis van God.
\v 22 Laten wij toetreden met een oprecht hart, in volle zekerheid van het geloof met een hart dat door besprenkeling is gezuiverd van een slecht geweten en met een lichaam, dat gewassen is met zuiver water.
\v 23 Laten wij de belijdenis van wat wij hopen zonder wankelen vasthouden, want Hij, die de belofte heeft gedaan, is getrouw.
\v 24 En laten wij opmerkzaam zijn en elkaar aansporen tot liefde en goede werken.
\v 25 Wij moeten onze eigen samenkomsten niet overslaan, zoals sommigen dat gewend zijn, maar elkaar aansporen en dat temeer naarmate jullie de dag van Zijn wederkomst zien naderen.
\v 26 Want als wij opzettelijk zondigen, nadat wij de waarheid leerden kennen, is er geen offer voor de zonden meer mogelijk,
\v 27 maar een vreselijk uitzicht op het oordeel en een fel vuur dat de tegenstanders zal verteren.
\v 28 Als iemand de wet van Mozes opzij heeft geschoven, wordt hij zonder medelijden gedood op het getuigenis van twee of drie personen.
\v 29 Hoeveel zwaardere straf denken jullie, zal diegene verdienen, die de Zoon van God vertrapt en het bloed van het verbond ontheiligt, terwijl hij erdoor geheiligd was en de Geest van de genade bespot heeft?
\v 30 Want wij weten wie gezegd heeft: 'Ik heb het recht om wraak te nemen, ik zal hen straffen!' En nog eens: 'De Heer zal zijn volk oordelen.'
\v 31 Vreselijk is het om in de handen van de levende God te vallen!
\v 32 Herinneren jullie je de dagen van vroeger, toen jullie na verlicht te zijn, zo vaak lijden hebben doorstaan,
\v 33 of zelf onderwerp van bespotting en verdrukking zijn geweest, of deelgenoot waren aan het lot van hen, die in zo'n situatie verkeerden?
\v 34 Want jullie hebben met de gevangenen meegeleden en de diefstal van jullie bezit blijmoedig aanvaard, want jullie wisten, dat jullie een beter en blijvend bezit hebben.
\v 35 Geef dan jullie vrijmoedigheid niet op, omdat jullie daarvoor een ruime vergoeding staat te wachten.
\v 36 Jullie hebben volharding nodig om de wil van God te doen om daarna te krijgen wat beloofd is.
\v 37 Want nog een korte tijd en dan 'komt Hij die komen zal en Hij zal niet op Zich laten wachten.'
\v 38 En 'Mijn rechtvaardige zal door geloof leven, maar als hij zijn geloof laat varen, zal Mijn ziel geen genoegen in hem vinden.'
\v 39 Maar wij zullen zeker niet degenen zijn die hun geloof laten varen en daardoor omkomen. Wij zijn te vinden onder degenen die geloven en van wie de ziel is gered.
\s5
\c 11
\p
\v 1 Het geloof is de zekerheid van de dingen, die men hoopt, en het bewijs van de dingen, die men niet ziet.
\v 2 Want door dit geloof hebben mensen van vroeger een getuigenis gegeven.
\v 3 Door het geloof begrijpen wij, dat de wereld door het woord van God is ontstaan, zodat het zichtbare ontstaan is uit wat men niet ziet.
\v 4 Door het geloof heeft Abel God een beter offer gebracht dan Kaïn; hierdoor werd van hem getuigd, dat hij rechtvaardig was, omdat God zijn offer heeft aangenomen en door zijn geloof spreekt hij nog steeds, ook na zijn dood.
\v 5 Door het geloof is Henoch door God weggenomen zodat hij de dood niet zag, en hij werd niet meer gevonden. Want vóórdat hij werd weggenomen, is van hem getuigd, dat God tevreden was met hem;
\v 6 maar zonder geloof is het onmogelijk Hem tevreden te stellen. Want wie tot God komt, moet geloven, dat Hij bestaat en wie Hem ernstig zoekt zal door Hem worden beloond.
\v 7 Door het geloof heeft Noach, nadat hij een woord van God ontvangen had over iets, dat nog niet gezien werd, eerbiedig de ark gebouwd om zijn huisgezin te redden; en door dat geloof heeft hij de wereld veroordeeld en is hij een erfgenaam geworden van de gerechtigheid, die aan het geloof beantwoordt.
\v 8 Door te geloven is Abraham, toen hij geroepen werd, in gehoorzaamheid getrokken naar een plaats, die hij als erfenis zou ontvangen, en hij vertrok zonder te weten waar hij komen zou.
\v 9 Door het geloof heeft hij in het land van de belofte gewoond, als in een vreemd land, waar hij in tenten woonde met Isaak en Jakob, die ook erfgenamen waren van dezelfde belofte;
\v 10 want hij verwachtte de stad met fundamenten, waarvan God de ontwerper en bouwer is.
\v 11 Door het geloof heeft ook Sara kracht ontvangen om moeder te worden, en dat ondanks haar hoge leeftijd, omdat zij Hem, die het beloofd had, betrouwbaar achtte.
\v 12 Daarom is er ook uit één man, die al bijna gestorven was, een menigte voortgekomen in aantal zo groot als de sterren aan de hemel en ontelbaar als het zand aan de oever van de zee.
\v 13 Al deze mensen zijn in geloof gestorven zonder dat ze de dingen gekregen hebben die hen beloofd waren. Maar zij hebben ze slechts uit de verte gezien en begroet. Zij hebben beleden dat zij vreemdelingen en bijwoners waren op aarde.
\v 14 Mensen die zulke dingen zeggen, laten zien, dat zij een vaderland zoeken.
\v 15 Als zij hadden gedacht aan het vaderland, dat zij verlaten hadden, dan hadden ze de mogelijkheid gehad om terug te keren.
\v 16 Maar in plaats daarvan verlangden zij naar een beter vaderland, een hemels vaderland. Daarom schaamt God zich niet dat zij Hem hun God noemen, want Hij had voor hen een stad voorbereid.
\v 17 Door het geloof was Abraham bereid Isaak te offeren toen hij getest werd. Hij had de beloften ontvangen,
\v 18 en God had tegen hem gezegd: "Door Isaak zul je, nageslacht krijgen." En hij heeft overwogen, dat God bij machte was hem zelfs uit de doden op te wekken,
\v 19 en daaruit heeft hij hem ook bij wijze van spreken teruggekregen.
\v 20 Door het geloof heeft Isaak aan Jakob en Ezau zijn zegen gegeven, met het oog op de toekomst.
\v 21 Door het geloof heeft Jakob voordat hij stierf ieder van de zonen van Jozef gezegend en hij knielde neer leunend op het uiteinde van zijn staf.
\v 22 Door het geloof heeft Jozef aan het einde van zijn leven gesproken over het vertrek van de kinderen van Israël uit Egypte en voorschriften gegeven over wat er met zijn beenderen moest gebeuren wanneer het zover was.
\v 23 Door het geloof is Mozes na zijn geboorte drie maanden door zijn ouders verborgen gehouden, omdat zij zagen, dat hij een erg mooi kind was, en zij waren niet bang voor het bevel van de koning.
\v 24 Door het geloof heeft Mozes, volwassen geworden, geweigerd door te gaan voor een zoon van Faraos dochter,
\v 25 maar hij heeft liever met het volk van God kwaad verdragen, dan tijdelijk van de zonde te genieten;
\v 26 Hij vond de beschuldigingen van Christus van grotere waarde dan de schatten van Egypte, want hij hield de blik gericht op de vergelding.
\v 27 Door het geloof heeft hij Egypte verlaten, zonder de woede van de koning te vrezen. Want hij bleef standvastig, alsof hij de Onzienlijke zag.
\v 28 Door het geloof heeft hij het Pascha gehouden en het bloed laten aanbrengen , zodat de verderver hun eerstgeborenen niet zou aanraken.
\v 29 Door het geloof zijn zij door de Rode Zee gegaan als over droog land, terwijl de Egyptenaren, toen zij het ook probeerden, door de zee werden verzwolgen.
\v 30 Door het geloof zijn de muren van Jericho neergestort, nadat het volk er zeven dagen lang omheen had gelopen.
\v 31 Door het geloof is Rachab, de hoer, niet met de ongehoorzamen omgekomen, omdat zij de verspieders gastvrij had opgenomen.
\v 32 En wat moet ik nog verder vertellen? Er is niet genoeg tijd, als ik ook de verhalen zou vertellen van Gideon, Barak, Simson, Jefta, David en Samuël en de profeten,
\v 33 die door het geloof koninkrijken hebben onderworpen, gerechtigheid hebben gedaan, de vervulling van de belofte hebben gezien, die leeuwen de muil hebben toegeklemd,
\v 34 de kracht van het vuur gedoofd hebben. Zij zijn aan scherpe zwaarden ontkomen, in zwakheid hebben zij kracht ontvangen, zij zijn in de oorlog sterk geworden en hebben vijandige legers uit angst laten terugtrekken.
\v 35 Vrouwen hebben hun doden uit de opstanding terugontvangen, anderen hebben zich laten folteren en van geen bevrijding willen weten, zodat zij aan een betere opstanding deel mochten hebben.
\v 36 Weer anderen kregen te maken met bespotting en geseling, zelfs met arrestatie en gevangenschap.
\v 37 Zij zijn gestenigd, zwaar op de proef gesteld, doormidden gezaagd, met het zwaard vermoord; zij hebben rondgezworven in schapenvachten en geitevellen, onder ontbering, verdrukking en mishandeling
\v 38 de wereld was hen niet waardig zij hebben rondgezworven door woestijnen, en berggebied, in schuilplaatsen en de grotten van de aarde.
\v 39 Ook deze allen, hoewel door het geloof een getuigenis aan hen gegeven is, hebben het beloofde niet verkregen,
\v 40 omdat God iets beters met ons voor had, zodat zij niet zonder ons tot de volmaaktheid konden komen.
\s5
\c 12
\p
\v 1 Aangezien wij nu zon grote menigte van getuigen rondom ons hebben, laten we daarom alle last en de zonde afleggen, die ons in de weg staat, en met volharding de wedloop lopen, die voor ons ligt.
\v 2 Laat ons oog daarbij gericht zijn op Jezus, de grondlegger en voltooier van het geloof, die, om de vreugde die vóór Hem lag, het kruis op Zich genomen heeft, en de schande niet in acht nam, zat aan de rechterzijde van de troon van God.
\v 3 Dus vestig jullie aandacht dan op Hem, die zo'n tegenspraak van de zondaren tegen Zich heeft verdragen, zodat jullie niet vermoeid en ontmoedigd raakt in jullie ziel.
\v 4 Jullie hebben jullie nog niet verzet tegen bloedvergieten, strevend tegen de zonde,
\v 5 en jullie zijn de aansporing vergeten die tot jullie spreekt als zonen: "Mijn zoon, acht de straf van de Heer niet gering, en geef nooit op als je door Hem wordt terechtgewezen.
\v 6 want de Heer berispt wie Hij liefheeft, en straft elke zoon van wie Hij houdt".
\v 7 Als jullie bestraffing verdragen gaat God met jullie om als met zonen; want welke zoon is er die een vader niet bestraft?
\v 8 Maar als jullie zonder bestraffing willen blijven, waarvan anderen allemaal wel deelgenoten zijn geworden, dan zijn jullie geen kinderen maar bastaards.
\v 9 En verder, de berispingen van onze aardse vaders hebben wij ondergaan en wij respecteerden hen; zullen wij ons dan niet nog veel meer onderwerpen aan het gezag van de Vader van alle geesten en dan leven?
\v 10 Onze aardse vaders berispten ons maar voor korte tijd en naar eigen goeddenken, maar Híj doet het tot ons voordeel, zodat wij deel kunnen nemen aan zijn heiligheid.
\v 11 Nu lijkt geen bestraffing vreugdevol voor het heden, maar pijnlijk; niettemin geeft het daarna de vredelievende vrucht van gerechtigheid aan hen die erdoor gevormd zijn.
\v 12 Hef dan de slappe handen op en strekt de knikkende knieën,
\v 13 en kies rechte paden voor jullie voeten, zodat wat kreupel is niet ontwricht wordt, maar juist geneest.
\v 14 Streef ernaar met iedereen in vrede te leven en leef een heilig leven, zonder dat zal niemand de Heer zien.
\v 15 Zorg ervoor, dat niemand de genade van God ontgaat en dat er geen wortel van bitterheid opgroeit om problemen te veroorzaken, zodat velen er niet door besmet raken;
\v 16 en dat er niemand seksueel immoreel en onrein is zoals Esau, die voor één maaltijd zijn eigen geboorterecht verkocht.
\v 17 Want jullie weten dat hij later, toen hij (toch) de zegen wilde erven, afgewezen werd, want toen vond hij geen plaats voor herstel, hoewel hij het onder tranen zocht.
\v 18 Want jullie hebben niet voor een laaiend en verzengend vuur gestaan, of in duisternis of woeste wind,
\v 19 te midden van bazuingeschal en stemgedonder, waarna zij smeekten dat er geen woord meer tegen hen gesproken zou worden;
\v 20 want zij konden dit bevel niet dragen: "Als zelfs een dier de berg aanraakt, moet het gestenigd worden."
\v 21 En zó ontzaglijk was het verschijnsel, dat Mozes zei: '' Ik ben enkel bang en beef".
\v 22 Maar jullie zijn genaderd tot de berg Sion, tot de stad van de levende God, het hemelse Jeruzalem, en tot duizenden engelen,
\v 23 en tot een feestelijke en plechtige vergadering van eerstgeborenen, die in de hemel zijn ingeschreven en tot God, de Rechter over allen, en tot de geesten van de rechtvaardigen, die vervolmaakt zijn.
\v 24 En jullie zijn tot Jezus gekomen, de middelaar van een nieuw verbond, en tot het besprenkelde bloed dat beter spreekt dan het bloed van Abel.
\v 25 Let op, dat jullie Hem, die spreekt, niet afwijzen. Want als zij niet ontkomen zijn, toen zij Hem afwezen, die Zijn godsspraak op aarde deed horen, hoeveel te minder wij, als wij ons afkeren van Hem, die uit de hemel (spreekt).
\v 26 Toen heeft Zijn stem de aarde laten beven, maar nu heeft Hij een belofte gegeven, door te zeggen: "Nog één keer zal ik niet alleen de aarde beven, maar ook de hemel."
\v 27 Dit: "Nog één keer", wordt bedoeld dat wat geschapen is, wankelt en verdwijnt , zodat alleen blijft, wat onwankelbaar is.
\v 28 Laten wij daarom, omdat wij een onwankelbaar koninkrijk ontvangen, dankbaar zijn en hierdoor God vereren op een Hem aangename wijze met eerbied en ontzag aanbidden,
\v 29 want onze God is een verterend vuur.
\s5
\c 13
\p
\v 1 Houd de broederlijke liefde vast.
\v 2 Vergeet de gastvrijheid aan onbekenden niet, want daardoor hebben sommigen zonder het te weten aan engelen onderdak gegeven.
\v 3 Denk ook aan de gevangenen alsof je samen met hen gevangen zit, en denk aan diegenen die mishandeld worden, alsof je zelf mishandeld wordt.
\v 4 Laat iedereen het huwelijk in ere houden, en het echtelijk bed puur, want God zal seksueel immorele mensen en echtbrekers oordelen.
\v 5 Laat je leven niet beheersen door hebzucht. Wees tevreden met wat je hebt, want God heeft gezegd: "Ik zal je niet opgeven en Ik zal je niet verlaten."
\v 6 Daarom kunnen wij met vertrouwen zeggen: 'De HEER is mijn helper, ik zal niet bang wezen, wat zou een mens mij doen?'
\v 7 Houd je leiders in gedachten, diegenen die jou het woord van God verkondigden. Kijk naar hoe hun levenswandel eindigt en neem hun geloof als een voorbeeld.
\v 8 Jezus Christus is gisteren en vandaag dezelfde en tot in eeuwigheid.
\v 9 Laat je niet meeslepen door allerlei vreemd onderricht; want het is goed dat het hart zijn stabiliteit vindt in genade en niet in voedsel, wie het hierin zochten, hebben er geen baat bij gevonden.
\v 10 Wij hebben een altaar waar niet van gegeten mag worden door diegenen die de taak voor de tabernakel verrichten.
\v 11 Want van de dieren, waarvan het bloed als zondoffer door de hogepriester in het heiligdom werd gebracht, werd het lichaam buiten het kamp verbrand.
\v 12 Daarom heeft ook Jezus buiten de poort geleden, om Zijn volk door Zijn eigen bloed te heiligen.
\v 13 Laten wij daarom naar Hem toe gaan buiten het kamp en de vernedering dragen die Hij onderging.
\v 14 Want wij hebben hier geen blijvende stad, maar wij kijken uit naar de toekomstige.
\v 15 Laten wij dan door Hem, God voortdurend prijzen in ons offer, door Zijn naam te eren.
\v 16 Vergeet niet om goed te wezen voor anderen en te delen van wat je hebt, met deze offers neemt God genoegen.
\v 17 Gehoorzaam jullie leiders en onderwerp je aan hen, omdat zij waken over jullie zielen en leggen daarover verantwoording af. Laat hen dit met vreugde doen, zonder kreunen, waar jullie geen baat bij hebben.
\v 18 Bidt voor ons, want wij vertrouwen dat ons geweten zuiver is en wij in alles er naar streven rechtvaardig te leven.
\v 19 Met grote nadruk spoor ik jullie aan dit te doen, zodat ik eerder naar jullie terug gebracht zal worden.
\v 20 Nu, de God van vrede, de grote Herder van de schapen, heeft onze Heer Jezus terug gebracht uit de dood door het bloed van het eeuwig verbond,
\v 21 zal jullie voorzien in al het goede terwijl Hij in jullie werkt zodat jullie Zijn wil kunnen doen door Jezus Christus, aan Wie alle eer toekomt in alle eeuwigheid. Amen.
\v 22 Ik spoor jullie aan mijn broeders en zusters, om de woorden van bemoediging die ik in deze korte brief schreef, aan te nemen.
\v 23 Weten jullie dat onze broeder Timoteüs is vrijgelaten? Als hij snel komt zullen wij jullie samen bezoeken.
\v 24 Groet al jullie leiders en heiligen. De broeders en zusters van Italië doen jullie de groeten.
\v 25 Genade zij met jullie allen.