nl_2co_text_ulb/48-2CO.usfm

333 lines
36 KiB
Plaintext
Raw Permalink Blame History

This file contains ambiguous Unicode characters

This file contains Unicode characters that might be confused with other characters. If you think that this is intentional, you can safely ignore this warning. Use the Escape button to reveal them.

\id 2CO Unlocked Literal Bible
\ide UTF-8
\h 2 CORINTHIANS
\toc1 2 Corinthians
\toc2 2 Corinthians
\toc3 2co
\mt1 2 CORINTHIANS
\s5
\c 1
\p
\v 1 Paulus, door God's wil een apostel van Christus Jezus, en Timoteüs de broeder, aan de gemeente van God in Korinte, samen met alle heiligen in heel Achaje:
\v 2 genade voor jullie en vrede van God, onze Vader, en van de Heer Jezus Christus.
\v 3 Alle eer voor de God en Vader van onze Heer Jezus Christus, de Vader van genade en de God van alle bemoediging.
\v 4 Hij troost ons in al onze moeilijkheden, zodat wij hen, die in allerlei moeilijkheden zijn, troosten kunnen met de troost waarmee wijzelf door God bemoedigd worden.
\v 5 Want zoals het lijden van Christus ons overvloedig treft, zo ontvangen wij ook overvloedig bemoediging door Christus.
\v 6 Als wij in de ellende zitten, dan is het voor jullie troost en redding. Als wij worden getroost, dan is het voor jullie een troost, die zijn kracht in jullie laat zien wanneer jullie geduldig hetzelfde lijden doorstaan als wij ervaren.
\v 7 En onze hoop voor jullie is standvastig, want wij weten, dat als jullie delen in het lijden dat jullie ook delen in de bemoediging.
\v 8 Want wij willen jullie niet onwetend laten, broeders en zusters, van de ellende die ons in Asia overkomen is. We hebben een zware last te dragen gehad, meer en zwaarder dan we aan konden, zodanig dat wij zelfs vreesden voor ons leven.
\v 9 Ja, wij hadden het gevoel dat we ter dood veroordeeld waren, zodat wij niet op onszelf zouden vertrouwen, maar op God die de doden opwekt.
\v 10 En Hij heeft ons uit zo'n groot doodsgevaar verlost en zal ons opnieuw verlossen: op Hem hebben wij onze hoop gevestigd, dat Hij ons ook verder verlossen zal,
\v 11 terwijl ook jullie ons helpen met jullie voorbede. Dan zullen velen dankbaarheid uiten voor de genade die ons gegeven is.
\v 12 Want dit is onze roem; het getuigenis van ons geweten, dat wij in de heiligheid en puurheid van God, niet in wereldse wijsheid, maar in de genade van God in de wereld geleid zijn en in het bijzonder voor jullie.
\v 13 Want wij schrijven jullie niets wat jullie niet kunnen lezen en begrijpen. Ja, ik hoop, dat jullie het helemaal zullen begrijpen,
\v 14 zoals jullie al gedeeltelijk van ons hebben begrepen: dat wij jullie roem zijn, net zoals jullie onze roem zijn op de dag van onze Heer Jezus.
\v 15 Omdat ik hier op vertrouwde, had ik mij voorgenomen eerst jullie te bezoeken, zodat jullie een dubbele zegen zouden krijgen.
\v 16 Ik had via jullie stad naar Macedonië willen gaan, om van Macedonië weer bij jullie te komen en door jullie verder geholpen te worden voor mijn reis naar Judea.
\v 17 Heb ik dan met dit voornemen onnadenkend gehandeld? Of, als ik plannen maak, doe ik dit dan op een wereldse manier, zodat ik zeg: "Ja, ja" en "Nee, nee" in één adem?
\v 18 Zo zeker als God trouw is; we zeggen niet tegelijk "Ja" en "Nee."
\v 19 Immers, de Zoon van God, Christus Jezus, die in jullie midden verkondigd is door ons, door mij, door Silvanus en door Timoteüs, was niet: "Ja" en "Nee", maar in Hem was het: "Ja."
\v 20 Want hoeveel beloften van God er ook zijn, in Christus is het: "Ja." Daarom is ook ons "Amen" tot eer van God.
\v 21 In feite is het God, die ons en jullie in de Christus bevestigt en ons heeft gezalfd,
\v 22 die ook Zijn zegel op ons drukt en de Geest tot zekerheid in onze harten gegeven heeft.
\v 23 Ik roep God als getuige over mijn ziel, dat ik om jullie te sparen niet meer naar Korinte ben teruggekeerd.
\v 24 Niet dat wij heersen over jullie geloof. Nee, wij werken met jullie samen tot jullie vreugde, want door het geloof staan jullie standvastig.
\s5
\c 2
\p
\v 1 Dit heb ik mij echter stellig voorgenomen: niet weer in droefheid bij jullie te komen.
\v 2 Want als ik jullie bedroefd maak, wie anders kan mij blij maken dan degene die door mij bedroefd werd?
\v 3 En dit was juist de bedoeling van mijn schrijven, dat ik bij mijn komst niet droevig gestemd wordt door hen over wie ik mij moest verblijden. Ik vertrouw op jullie allen, dat mijn blijdschap ook jullie blijdschap is.
\v 4 Want in zware beproeving en angst in het hart heb ik jullie onder veel tranen geschreven, niet om jullie verdrietig te maken, maar zodat jullie de liefde zou kennen die ik in overvloed voor jullie koester.
\v 5 Maar als iemand droefheid veroorzaakt heeft, heeft hij mij niet bedroefd, maar enigszins om niet te overdrijven jullie allemaal.
\v 6 Voor zo'n iemand is het al genoeg, dat het merendeel hem berispt heeft,
\v 7 maar jullie moeten hem vergeven en hem bemoedigen zodat hij niet alle hoop verliest door teveel verdriet.
\v 8 Daarom moedig ik jullie aan hem liefde te tonen.
\v 9 Want dit was het doel van mijn schrijven, om jullie op de proef te stellen en te weten of jullie in alles gehoorzaam zijn.
\v 10 Wie jullie nu iets vergeven, die vergeef ik ook; want als ik iets te vergeven heb, doe ik dat omwille van jullie, voor het aangezicht van Christus,
\v 11 zodat de satan ons niet gebruikt; want zijn plannen zijn niet onbekend voor ons.
\v 12 Toen ik in Troas was gekomen om het evangelie van Christus te prediken, en de Heer mij daartoe goede mogelijkheden gaf,
\v 13 heb ik geen rust gehad voor mijn geest omdat ik mijn broeder Titus niet aantrof; dus nam ik afscheid van hen en vertrok naar Macedonië.
\v 14 Maar wij danken God, Die ons altijd meevoert in de overwinning van Christus, dat Hij overal door ons de kennis over Hem verspreiden als een aangename geur.
\v 15 want wij zijn voor God een aangename geur van Christus onder hen die gered worden, en onder hen die verloren gaan;
\v 16 voor de ene een doods lucht die tot de dood leidt, voor de andere een levensgeur die leven schenkt. Wie is bekwaam hiervoor?
\v 17 Want wij zijn niet zoals velen die willen verdienen aan het woord van God. Integendeel, in Christus spreken wij uit zuivere bedoelingen, ja, op gezag van God en voor Gods aangezicht.
\s5
\c 3
\p
\v 1 Gaan wij weer beginnen onszelf aan te prijzen? Of hebben wij soms, zoals sommigen, aanbevelingsbrieven bij jullie of van jullie nodig?
\v 2 Jullie zijn onze brief, geschreven in onze harten, te herkennen en leesbaar voor alle mensen.
\v 3 Het is duidelijk dat jullie een brief van Christus zijn, het resultaat van onze dienst, niet met inkt geschreven, maar met de Geest van de levende God, niet op stenen maar in de harten van mensen.
\v 4 Dat is het vertrouwen dat wij hebben door Christus in God.
\v 5 Niet dat wij uit onszelf bekwaam zijn en iets als óns werk beschouwen, maar onze bekwaamheid is het werk van God,
\v 6 die ons bekwaam gemaakt heeft om dienaren te zijn van een nieuw verbond, niet van de letter, maar van de Geest, want de letter doodt, maar de Geest maakt levend.
\v 7 Als nu de dienst van de dood, die met letters in stenen stond gegrift, samen ging met zulke heerlijkheid, dat de Israëlieten niet de blik op het gezicht van Mozes konden houden vanwege de voorbijgaande heerlijkheid,
\v 8 zal de dienst van de Geest zelfs niet nog heerlijker zijn?
\v 9 Want als de dienst die veroordeling brengt, heerlijk was, hoe veel heerlijker is de dienst die rechtvaardigheid brengt!
\v 10 Immers, wat ooit heerlijk was, heeft nu geen heerlijkheid in vergelijking met de heerlijkheid die het te boven gaat.
\v 11 Want als wat verdween met heerlijkheid samen ging, hoeveel groter is de heerlijkheid van datgene wat blijft bestaan!
\v 12 Nu wij zo'n verwachting hebben, treden wij met volle vrijmoedigheid op,
\v 13 heel anders als Mozes, die zijn gezicht met een sluier bedekte, zodat de Israëlieten geen blik zouden slaan op het einde van dat wat moest verdwijnen.
\v 14 Maar hun gedachten werden verhard. Want tot vandaag aan toe blijft dezelfde sluier bij de voorlezing van het oude verbond zonder weggenomen te worden, omdat zij alleen in Christus weggenomen kan worden.
\v 15 Ja, tot vandaag aan toe ligt, telkens wanneer Mozes voorgelezen wordt, een sluier over hun hart,
\v 16 maar telkens wanneer iemand zich tot de Heer bekeerd heeft, wordt de bedekking weggenomen.
\v 17 De Heer nu is de Geest; en waar de Geest van de Heer is, is vrijheid.
\v 18 En wij allen, die met een ongesluierd gezicht, de heerlijkheid van de Heer weerspiegelen, veranderen naar Zijn beeld met versterkende heerlijkheid, die komt van de Heer, die de Geest is.
\s5
\c 4
\p
\v 1 Daarom, nu wij deze bediening hebben, die ons door genade is toevertrouwd, verliezen wij de moed niet.
\v 2 In plaats daarvan hebben wij afstand gedaan van alle geheime en onfatsoenlijke praktijken. Wij misleiden of vervalsen het woord van God niet. Integendeel, door de waarheid aan het licht te brengen, bevelen wij onszelf aan bij ieders geweten, voor het oog van God.
\v 3 Als dan ons evangelie nog bedekt is, is het bedekt bij hen, die verloren gaan,
\v 4 ongelovigen, van wie de overwegingen door de god van deze wereld zijn verblind, waardoor zij de glinstering niet zien van het goede nieuws van de heerlijkheid van Christus, die het beeld van God is.
\v 5 Want wij verkondigen niet onszelf, maar Christus Jezus als Heer en onszelf als jullie dienaren om Jezus wil.
\v 6 Want de God, die gesproken heeft: "Laat er licht schijnen uit de duisternis", heeft het laten schijnen in onze harten, om ons te verlichten met de kennis van de heerlijkheid van God die straalt van het gezicht van Christus.
\v 7 Maar wij hebben deze schat in potten van klei, zodat de kracht, die alles te boven gaat, van God is en niet van ons:
\v 8 in alles staan wij onder druk, maar we gaan er niet aan onderdoor; om raad verlegen, maar niet radeloos;
\v 9 vervolgd, maar niet verlaten; ontmoedigd, maar niet verloren;
\v 10 altijd dragen wij het sterven van Jezus in ons lichaam mee, zodat ook het leven van Jezus in ons lichaam onthuld wordt.
\v 11 Want wij die leven, worden altijd voor Jezus aan de dood overgegeven, zodat Zijn leven zich ook in ons sterfelijk lichaam openbaart.
\v 12 Zo werkt de dood in ons, maar het leven werkt in jullie.
\v 13 En aangezien wij dezelfde Geest van geloof hebben, zoals geschreven staat: "Ik heb geloofd, daarom heb ik gesproken", geloven en spreken wij ook.
\v 14 Want wij weten, dat Hij, die de Here Jezus opgewekt heeft, ons ook met Jezus zal opwekken en ons met jullie aan Zich zal aanbieden.
\v 15 Dit alles is voor jullie welzijn, zodat de genade die steeds meer mensen bereikt, ervoor zorgt dat de dankzegging overvloeit tot eer van God.
\v 16 Daarom verliezen wij de moed niet, maar al vervalt ook onze uiterlijke mens, toch wordt de innerlijke van dag tot dag vernieuwd.
\v 17 Want de lichte last van de verdrukking van een moment werkt voor ons een eeuwig gewicht van heerlijkheid uit. Die gaat alles ver te boven,
\v 18 omdat wij niet uitkijken naar het zichtbare, maar naar het onzichtbare; want het zichtbare is tijdelijk, maar het onzichtbare is eeuwig.
\s5
\c 5
\p
\v 1 Want wij weten dat als de aardse tent waarin wij wonen wordt afgebroken, wij een gebouw van God krijgen, die niet met handen gemaakt is, maar een eeuwig huis in de hemel.
\v 2 Want wij zuchten in onze aardse tent en verlangen ernaar bekleed te zijn met onze hemelse woning,
\v 3 bij bekleed te zijn zullen wij niet naakt gevonden worden.
\v 4 Want wij die nog in een tent wonen, zuchten onder een zware last. Wij willen niet ontkleed maar bekleed worden, zodat het sterfelijke door het leven wordt verslonden.
\v 5 God is het, die ons juist dáártoe gereed gemaakt heeft en die ons de Geest tot onderpand heeft gegeven.
\v 6 Daarom zijn wij altijd vol goede moed, ook al weten wij dat zolang wij in het lichaam ons verblijf hebben, ver van de Heer zijn
\v 7 want wij wandelen door geloof, niet door wat wij zien
\v 8 maar wij zijn vol goede moed, ook al zouden wij liever ons lichaam verlaten en bij de Heer zijn.
\v 9 Daarom streven wij te doen wat God wil, zowel in dit bestaan als in het bestaan bij Hem.
\v 10 Want wij moeten allen voor de rechterstoel van Christus verschijnen, zodat ieder beloond wordt voor zijn daden die hij in zijn leven heeft gedaan, zowel voor de goede en de slechte.
\v 11 Omdat wij weten in welke mate de Heer te vrezen, overtuigen wij anderen. Onze bedoelingen zijn voor God openbaar en naar ik hoop, is het ook in jullie geweten openbaar.
\v 12 Wij prijzen ons niet opnieuw bij jullie aan, maar wij geven jullie gelegenheid om trots op ons te zijn, zodat jullie niet verlegen staan tegenover hen die zich laten voorstaan op uiterlijke zaken in plaats van innerlijke.
\v 13 Zijn wij in extase, dan is het voor God en als wij bij zinnen zijn, dan is het voor jullie.
\v 14 Want de liefde van Christus dwingt ons, omdat wij tot het inzicht gekomen zijn, dat één voor allen gestorven is en daardoor allen gestorven zijn.
\v 15 En voor allen is Hij gestorven, zodat zij die leven niet meer voor zichzelf zouden leven, maar voor Hem, die voor hen gestorven is en opgewekt.
\v 16 Daarom beoordelen wij vanaf nu, niemand meer naar de maatstaven van deze wereld; ook Christus niet, die we vroeger ook volgens die maatstaven beoordeelden.
\v 17 Zo is dan wie in Christus is een nieuwe schepping; het oude is voorbij, het nieuwe is gekomen.
\v 18 En dit alles is het werk van God, die door Christus ons met Zich verzoend heeft en ons de verkondiging daarover toevertrouwd.
\v 19 Het is God die door Christus de wereld met Zichzelf verzoende, door hen hun overtredingen niet toe te rekenen, en dat Hij ons het woord van verzoening heeft toevertrouwd.
\v 20 Wij zijn dus afgevaardigden van Christus, alsof God door ons vermaande; in de naam van Christus smeken wij jullie: laat jullie je met God verzoenen.
\v 21 God heeft Hem die de zonde niet kende, voor ons tot zonde gemaakt, zodat wij door Hem gerechtvaardigd voor God konden worden.
\s5
\c 6
\p
\v 1 Maar als medewerkers (van God) sporen wij jullie aan de genade van God niet voor niets te ontvangen,
\v 2 want Hij zegt: 'In een gunstige tijd heb ik naar je geluisterd en op de dag van redding ben Ik jullie te hulp gekomen, zie, nú is het de gunstige tijd, zie, nú is het de dag van redding.'
\v 3 In geen enkel opzicht geven wij enige aanstoot, zodat onze bediening niet onteerd wordt,
\v 4 maar wij laten onszelf in alles zien als dienaren van God: in veel verdraagzaamheid, in tegenspoed, nood en ellende,
\v 5 onder lijfstraffen, in gevangenschappen, in oproeren, in hard werken, in nachten zonder slaap, in honger,
\v 6 in reinheid, in kennis, in geduld, in vriendelijkheid, in de Heilige Geest, in oprechte liefde,
\v 7 in verkondiging van de waarheid, in de kracht van God; met de wapens van de gerechtigheid in de rechterhand en in de linkerhand;
\v 8 onder eer en ontering, in kwaad gerucht en goed gerucht; als bedriegers en toch betrouwbaar;
\v 9 als niet bekend en toch wel bekend; als stervende en zie, wij leven; als gestraft, maar niet gedood;
\v 10 als bedroefd, maar altijd blij; als arm, maar maken velen rijk; we bezitten niets toch hebben we alles.
\v 11 Onze mond heeft vrijuit tot jullie gesproken, Korintiërs, ons hart staat wijd open.
\v 12 Jullie worden niet door ons beperkt, maar jullie worden door jullie eigen gevoelens terug gehouden.
\v 13 Maar in gelijke wijze, ik spreek als tegen mijn kinderen open je harten ook wijd voor ons.
\v 14 Vorm geen ongelijk span met ongelovigen, want wat heeft gerechtigheid gemeen met wetteloosheid, of welke gemeenschap heeft het licht met de duisternis?
\v 15 Welke overeenstemming is er tussen Christus en Belial, of wat deelt een gelovige samen met een ongelovige?
\v 16 Of welke gemeenschappelijke grondslag heeft de tempel van God met afgoden? Wij zijn de tempel van de levende God, zoals God gesproken heeft: "Ik zal onder hen wonen en wandelen, en Ik zal hun God zijn en zij zullen mijn volk zijn."
\v 17 Daarom zegt de Heer: "Ga weg bij de ongelovigen, zonder jullie af van hen en raak niets aan dat onrein is,
\v 18 en Ik zal jullie aannemen en jullie Vader zijn, en jullie zullen Mijn zonen en dochters zijn," zegt de Heer, de Almachtige.
\s5
\c 7
\p
\v 1 Omdat wij nu deze beloften bezitten, geliefden, laten wij ons reinigen van alle verontreiniging van het lichaam en de geest, en zo onze heiligheid volmaakt maken in het ontzag voor God.
\v 2 Maak plaats voor ons in jullie harten: wij hebben niemand onrecht aangedaan, niemand te gronde gericht, niemand uitgebuit.
\v 3 Ik zeg dit niet om jullie te veroordelen; ik heb immers al gezegd dat jullie zó na aan ons hart liggen, dat wij met jullie zouden willen sterven en leven.
\v 4 Groot is mijn vertrouwen in jullie en groot ook mijn trots op jullie; ik ben vervuld van die troost, overladen met blijdschap bij al onze beproevingen.
\v 5 Want toen wij in Macedonië kwamen hadden wij geen rust, wij waren van alle kanten belaagd: van buitenaf door vijanden, van binnenuit door angsten.
\v 6 Maar God, die de nederigen bemoedigt, heeft ons getroost door de komst van Titus,
\v 7 en niet alleen door zijn komst, maar ook door de manier waarop hij door jullie bemoedigd werd. Want hij deed ons verslag van jullie verlangen, jullie treuren, jullie ijveren voor mij, zodat ik mij nog meer verblijdde.
\v 8 Want al heb ik jullie door mijn brief verdriet gedaan, ik heb er geen spijt van. Maar het speet me wel - toen ik zag dat die brief jullie bedroefd heeft, al was het slechts voor een korte tijd -.
\v 9 Nu ben ik blij, niet omdat jullie verdrietig waren, maar omdat jullie daardoor tot inkeer zijn gekomen; want jullie zijn verdrietig geworden op de manier die God wilde, dus jullie hebben geen nadeel door ons geleden.
\v 10 Want verdriet dat God geeft, leidt tot inkeer waar je nooit spijt van krijgt en tot redding; verdriet dat de wereld geeft, leidt alleen maar tot de dood.
\v 11 Want kijk nu, wat juist deze ervaring van verdriet op de manier die God wilde, in jullie gebracht heeft: hoe groot is jullie inzet niet geworden, meer nog, verontschuldiging, verontwaardiging, vrees, verlangen, ijver, bestraffing. Jullie hebben in alles laten blijken dat jullie zuiver stonden in deze zaak.
\v 12 Ik heb jullie niet geschreven vanwege de dader en ook niet de slachtoffer maar omwille van jullie zelf. Door deze zaak werd jullie ernst, eerlijkheid en zorg voor ons in de Heer zichtbaar.
\v 13 Daarom zijn wij vertroost. Bovendien zijn wij erg verheugd dat Titus zo blij is, omdat jullie allen hem nieuwe kracht hebben gegeven.
\v 14 Want als ik bij hem enigszins hoog van jullie had opgegeven, ben ik niet teleurgesteld, maar zoals wij ook jullie in alles de waarheid gezegd hebben, zo sprak ik ook de waarheid toen ik tegenover Titus zo hoog van jullie opgaf.
\v 15 En zijn genegenheid gaat des te meer naar jullie uit wanneer hij zich jullie gehoorzaamheid herinnert, hoe jullie hem met zoveel ontzag hebben ontvangen.
\v 16 Het verheugt mij dat ik in elk opzicht over jullie gerust kan zijn.
\s5
\c 8
\p
\v 1 Broeders en zusters, wij willen jullie vertellen over de genade die God gegeven heeft aan de gemeenten van Macedonië.
\v 2 Zij werden op de proef gesteld en hebben veel ellende doorstaan. Hun overvloedige blijdschap en diepe armoede bevorderden hun vrijgevigheid;
\v 3 want (zij deden) wat zij konden, ja meer dan dat. Daarvan getuig ik.
\v 4 Zij smeekten ons om deel te mogen nemen aan het dienstbetoon voor de heiligen,
\v 5 en zij gaven zich zoals wij niet hadden durven verwachten eerst aan de Heer en door de wil van God ook aan ons.
\v 6 Het gevolg was, dat wij bij Titus erop aandrongen om, zoals hij vroeger begonnen was, nu ook dit liefdewerk bij jullie tot een goed einde te brengen.
\v 7 Nu, zoals jullie in alles uitblinken, in geloof, in spreken, in kennis, in volkomen toewijding en in de liefde, die van ons naar jullie is uitgegaan, blink ook in dit liefdewerk uit.
\v 8 Ik geef dit niet als een bevel, maar ik probeer de echtheid van jullie liefde te toetsen aan de toewijding van anderen.
\v 9 Jullie kennen toch de genade van onze Heer Jezus [Christus], dat Hij om jullie arm is geworden, terwijl Hij rijk was, zodat jullie door zijn armoede rijk zouden worden?
\v 10 En ik geef op dit punt mijn mening over wat volgens mij nuttig is voor jullie; vorig jaar hebben jullie een begin gemaakt, niet alleen met de uitvoering, maar ook met het verlangen;
\v 11 maak af waarmee jullie begonnen zijn, zodat de afronding net zo gretig is als de start, en klopt met wat jullie hebben.
\v 12 Want als de bereidvaardigheid aanwezig is, is zij welkom naar wat zij heeft, niet naar wat zij niet heeft.
\v 13 Want niet om anderen verlichting te geven, wordt het jullie zwaar gemaakt,
\v 14 maar op het moment komt jullie overvloed hun tekort ten goede, zodat hun overvloed andersom jullie gebrek ten goede zou komen. Dan zal er gelijkheid zijn.
\v 15 Zoals er geschreven staat: 'Die veel (verzameld had), had niet over en die weinig (verzameld had), had niet te kort.'
\v 16 Dank aan God, die dezelfde toewijding voor jullie in het hart van Titus heeft gelegd, als die ik heb voor jullie,
\v 17 omdat hij wel een verzoek van mij kreeg, maar in zijn grote toewijding uit eigen beweging naar jullie is vertrokken.
\v 18 Wij stuurden de broeder met hem mee, die geprezen wordt om zijn evangeliewerk in alle gemeenten.
\v 19 En dat niet alleen; hij is ook door de gemeenten als onze reisgenoot gekozen bij dit liefdewerk, dat door ons tot eer van de Heer zelf en tot bewijs van onze bereidvaardigheid wordt gedaan.
\v 20 Hierdoor voorkomen wij kritiek op hoe wij deze overvloedige gift hanteren,
\v 21 want wij letten er goed op dat we doen wat klopt, niet alleen voor het oog van de Heer, maar ook voor dat van de mensen.
\v 22 Wij sturen met hen onze broeder mee. Zijn toewijding is vaak en in veel zaken bewezen, en nu nog meer door zijn groot vertrouwen in jullie.
\v 23 Wat Titus betreft, aan de ene kant is hij mijn partner en collega bij jullie. Aan de andere kant zijn onze broeders vertegenwoordigers van de gemeenten tot eer van Christus.
\v 24 Geef hun dus voor de ogen van de gemeenten het bewijs van jullie liefde en de reden waarom wij trots op jullie zijn.
\s5
\c 9
\p
\v 1 Eigenlijk hoef ik jullie niets te schrijven over de collecte voor de heiligen in Jeruzalem,
\v 2 want ik weet dat jullie bereid zijn mee te doen. Daarom kon ik vol trots tegen de Macedoiniërs zeggen dat Achaje klaar stond sinds afgelopen jaar. Jullie geestdrift heeft de meesten tot actie geprikkeld.
\v 3 Ik stuur deze broeders naar jullie toe om te zorgen dat we inderdaad trots kunnen zijn. Ik wil dat jullie ook werkelijk gereed zijn, zoals ik heb gezegd.
\v 4 Het mag niet zo zijn dat wanneer een aantal Macedoniërs met mij zouden meekomen, blijkt dat jullie nog niets hebben ingezameld. Die schande wil ik ons, beter gezegd jullie, besparen.
\v 5 Daarom dus vond ik het nodig de broeders te vragen vooruit te gaan. Dan kunnen ze de gift die jullie al hebben toegezegd, nog voor mijn komst inzamelen, zodat deze niet hoeft te worden bijeengebracht als ik aankom maar reeds als gulle gift klaarligt.
\v 6 Bedenk dit: wie spaarzaam zaait, zal ook spaarzaam oogsten, en wie zegenrijk zaait, zal ook rijkelijk oogsten.
\v 7 Laat iedereen geven, zoals hij in zijn hart heeft gepland, niet met tegenzin of uit verplichting, want God houdt van een blijmoedige gever.
\v 8 God heeft de macht alle genade aan jullie overvloedig te geven, zodat jullie in alle opzichten altijd genoeg van alles hebben en ook nog ruimschoots kunnen bijdragen aan allerlei goed werk.
\v 9 Zo staat er geschreven:
'Gul deelt Hij uit aan de armen, Zijn gerechtigheid duurt eeuwig.'
\v 10 Hij, die zaad geeft aan de zaaier en brood om te eten, zal ook jullie zaad geven en het laten ontkiemen zodat jullie vrijgevigheid een rijke oogst oplevert.
\v 11 Jullie zijn er in alle opzichten rijker van worden om in alles vrijgevig te kunnen zijn die door onze bemiddeling leidt tot dankzegging aan God.
\v 12 Uw bijdrage aan de collecte heft niet alleen het gebrek van de heiligen op maar leidt ook tot uitbundige dankbetuigingen aan God.
\v 13 Ze prijzen God omdat jullie er blijk van geven gehoorzaam te zijn aan het evangelie van Christus, wat jullie bewijzen door de ruimhartigheid waarmee jullie met hen en alle anderen willen delen.
\v 14 In hun gebeden voor jullie verlangen zij naar jullie vanwege de alles overtreffende genade van God, die op jullie rust..
\v 15 Laten wij God danken voor zijn onbeschrijvelijke gave!
\s5
\c 10
\p
\v 1 Maar ik, Paulus, doe een beroep op jullie, bij de zachtmoedigheid en de vriendelijkheid van Christus. Ik ben nederig wanneer ik bij jullie ben, maar vrijmoedig wanneer ik niet bij jullie ben.
\v 2 Maar ik vraag jullie dringend, dat wanneer ik aanwezig ben bij jullie, niet vrijmoedig hoef te zijn met dat vertrouwen waarmee ik van plan ben vrijmoedig te zijn tegen sommigen, die van ons denken dat we volgens deze wereld leven.
\v 3 Want al leven wij in deze wereld, wij vechten niet zoals de wereld doet.
\v 4 Want de wapens van onze oorlogvoering zijn niet van deze wereld, maar in plaats daarvan hebben ze Goddelijke kracht voor de vernietiging van bolwerken,
\v 5 zodat wij de verbeeldingen en iedere hoogte die zichzelf verheft tegen het kennen van God neerhalen, en we nemen elke gedachte gevangen en maken het gehoorzaam aan Christus.
\v 6 We staan klaar om alle ongehoorzaamheid te straffen zodra jullie gehoorzaamheid volkomen is.
\v 7 Jullie kijken naar het uiterlijk voorkomen. Als iemand zelf de overtuiging heeft dat hij bij Christus hoort, laat hem dan bij zichzelf bedenken dat net als hij, ook wij bij Christus horen.
\v 8 Want zelfs als ik wat veel zou opscheppen over onze autoriteit die de Heer ons gegeven heeft om jullie op te bouwen en niet om af te breken, zal ik me niet schamen.
\v 9 Ik wil niet dat het erop lijkt dat ik jullie probeer bang te maken door mijn brieven.
\v 10 Want sommigen zeggen: "Zijn brieven zijn zwaar en krachtig, maar zijn persoonlijke verschijning is zwak en zijn spreken is verachtelijk."
\v 11 Die mensen moeten bedenken dat er geen verschil is tussen wat we schrijven in onze brieven en wat we doen als wij er zijn.
\v 12 Want wij durven ons niet goed te keuren of te vergelijken met sommigen van hen, die zichzelf aanprijzen. Maar zij meten zich af onder elkaar en vergelijken zich met elkaar, zonder het zelf te begrijpen.
\v 13 Wij zullen echter beperkt opscheppen volgens de beperking die God aan ons heeft gegeven, om ook jullie te bereiken.
\v 14 Want wij stappen niet over onze grenzen heen, alsof we jullie niet kunnen bereiken. Wij waren de eersten die jullie bereikten met het evangelie van Christus,
\v 15 We scheppen niet op buiten onze grenzen, over het harde werk dat anderen hebben gedaan, maar wij hebben hoop dat jullie geloof groeit en onze geloofsstandaard uitgebreid wordt bij jullie,
\v 16 zodat wij nog verder dan bij jullie het evangelie kunnen brengen, zonder op te scheppen over werk dat al gedaan is in andermans gebied.
\v 17 Maar degene die opschept, laat hem over de Heer opscheppen.
\v 18 Want niet wie zichzelf aanbeveelt, wordt goedgekeurd, maar degene die door de Heer wordt aanbevolen.
\s5
\c 11
\p
\v 1 Och, kunnen jullie niet tegen een beetje onverstand van mij! Maar jullie kunnen er wel tegen.
\v 2 Ẁant ik ben jaloers voor jullie met een goddelijke jaloersheid. Ik heb jullie verloofd aan één man want zo komen jullie als een maagd puur voor Christus te staan.
\v 3 Maar ik vrees, dat misschien, zoals de slang met haar sluwheid Eva heeft verleid, jullie ook van de zuivere en eenvoudige toewijding aan Christus zullen worden afgetrokken.
\v 4 Want als de eerste de beste een andere Jezus predikt, die wij niet hebben gepredikt, of jullie een andere geest ontvangen, die jullie niet hebben ontvangen, of een ander evangelie, dat jullie niet hebben aangenomen, hebben jullie daar geen enkel bezwaar tegen.
\v 5 Ik denk helemaal niet te hebben ondergedaan voor die geweldige apostelen.
\v 6 Ben ik dan al onervaren in het spreken, in kennis ben ik het niet. Dat hebben wij jullie meer dan eens op allerlei manieren bewezen.
\v 7 Of heb ik er verkeerd aan gedaan, dat ik, om jullie te verhogen, mijzelf vernederde door jullie zonder vergoeding te vragen het goede nieuws van God te vertellen?
\v 8 Andere gemeenten heb ik geplunderd door vergoeding aan te nemen om jullie van dienst te kunnen zijn, en toen ik bij jullie was en gebrek kreeg, heb ik jullie nergens om gevraagd,
\v 9 want wat mij ontbrak, hebben de broeders uit Macedonië aangevuld. en ik heb ervoor gezorgd jullie in geen enkel opzicht tot last te zijn, en dit zal ik blijven doen.
\v 10 Zo zeker als de waarheid van Christus in mij is: dit opscheppen zal niet stoppen in alle streken van Achaje.
\v 11 Waarom niet? Omdat ik jullie niet liefheb? God weet dat ik het doe.
\v 12 Maar wat ik doe, zal ik blijven doen, om te voorkomen dat ze opscheppen over hun werk, alsof ze hetzelfde doen wat wij doen.
\v 13 Want zulke mensen zijn schijn-apostelen, bedrieglijke arbeiders, die zich voordoen als apostelen van Christus.
\v 14 Geen wonder ook! Immers, de satan zelf doet zich voor als een engel van het licht.
\v 15 Het is dus niets bijzonders, als ook zijn dienaren zich voordoen als dienaren van de gerechtigheid; maar hun einde zal zijn, zoals hun werken zijn.
\v 16 Nog eens: niemand houdt mij voor onverstandig; of anders: aanvaardt mij als een onverstandige; dan kan ik ook een beetje opscheppen.
\v 17 Wat ik zeg, zeg ik niet naar de Heer, maar als in onverstand, aangenomen, dat wij mogen opscheppen.
\v 18 Omdat velen opscheppen over aardse zaken, zal ook ik eens opscheppen.
\v 19 Jullie zijn zeer geduldig met onverstandigen, omdat jullie zo verstandig zijn:
\v 20 Jullie verdragen het immers, als iemand jullie als slaven gebruikt, als iemand jullie opeet, als iemand beslag op jullie legt, als iemand groot doet, als iemand jullie in het gezicht slaat.
\v 21 Tot mijn schande moet ik erkennen, dat wij te zwak geweest zijn. En toch, wanneer iemand iets durft ik spreek in onverstand dan durf ik ook.
\v 22 Hebreeën zijn zij? Ik ook. Israëlieten zijn zij? Ik ook. Nageslacht van Abraham zijn zij? Ik ook.
\v 23 Dienaren van Christus zijn zij? ik spreek tegen mijn verstand in ik nog meer :ik heb harder gezwoegd, heb vaker gevangen gezeten, heb vaker lijfstraffen ondergaan, ben vaker in doodsgevaar geweest.
\v 24 Van de Joden heb ik vijfmaal de veertig-min-één-slagen ontvangen,
\v 25 driemaal ben ik met de zweep mishandeld, eens ben ik met stenen bekogeld, driemaal heb ik schipbreuk geleden, een etmaal heb ik doorgebracht in volle zee;
\v 26 telkens op reis, in gevaar door rivieren, in gevaar door rovers, in gevaar door volksgenoten, in gevaar door heidenen, in gevaar in de stad, in gevaar in de woestijn, in gevaar op zee, in gevaar onder valse broeders;
\v 27 in moeite en inspanning, veel nachten zonder slaap, in honger en dorst, tal van dagen zonder eten, verkleumd en zonder kleren;
\v 28 (en dan), afgezien van de dingen, die er verder nog zijn, mijn dagelijkse beslommeringen en de zorg voor alle gemeenten.
\v 29 Als iemand zwak is, zou ik het dan niet zijn? Wanneer iemand aanstoot neemt, zou ik dan niet in brand staan?
\v 30 Moet er geroemd worden, dan zal ik van mijn zwakheid opscheppen.
\v 31 De God en Vader van onze Heer Jezus, geprezen zij Hij in eeuwigheid, weet, dat ik niet lieg.
\v 32 In Damascus liet de stadhouder van koning Aretas de stad bewaken, om mij te grijpen,
\v 33 maar door een venster in de muur werd ik in een mand neergelaten en ik ontkwam aan zijn handen.
\s5
\c 12
\p
\v 1 Er is reden om op te scheppen, maar het dient tot niets. Ik kom nu op visioenen en openbaringen van de Heer.
\v 2 Ik weet van iemand in Christus, veertien jaar is het geleden of het in het lichaam was, weet ik niet, of dat het buiten het lichaam was, weet ik niet, God weet het dat die persoon weggevoerd werd tot in de derde hemel.
\v 3 En ik weet van die persoon of het in het lichaam of buiten het lichaam was, weet ik niet, God weet het
\v 4 dat hij weggevoerd werd naar het paradijs en onuitsprekelijke woorden gehoord heeft, die een mens niet onder woorden kan en mag brengen.
\v 5 Over die persoon zal ik opscheppen, maar over mijzelf zal ik niet opscheppen, behalve dan over mijn zwakke kanten.
\v 6 Want als ik wil opscheppen, doe ik niks onverstandigs, want ik zou de waarheid zeggen; maar ik schep niet op zodat mensen mij niet belangrijker vinden, maar mij slechts inschatten op wat zij zelf van mij zien en horen,
\v 7 Daarom, zodat ik niet verwaand zou worden om het buitengewone van de openbaringen, is mij een doorn in het vlees gegeven, een engel van satan, om mij met vuisten te slaan.
\v 8 Driemaal heb ik de Heer hierover gebeden, dat Hij het van mij weg zou nemen.
\v 9 En Hij heeft tegen mij gezegd: "Mijn genade is jou genoeg, want Mijn kracht is het beste te zien in je zwakke kanten." Ik zal dus nog meer opscheppen in zwakke kanten, om de kracht van Christus op mij te zien.
\v 10 Daarom heb ik voldoening in zwakheden, smaad en nood, vervolgingen, benauwdheden vanwege Christus, want als ik zwak ben, dan ben ik sterk.
\v 11 Ik ben onverstandig geworden; jullie hebben mij ertoe gedwongen, want ik had door jullie aanbevolen moeten worden. Immers, in geen enkel opzicht heb ik ondergedaan voor die meest aanzienlijke apostelen, ook al ben ik niets.
\v 12 De tekenen van een apostel zijn met alle vastberadenheid bij jullie verricht. De ware tekenen, de wonderen en de krachten.
\v 13 Want waarin zijn jullie achtergesteld bij de overige gemeenten, dan alleen hierin, dat ik jullie niet persoonlijk een last op heb gelegd? Vergeef mij dit onrecht.
\v 14 Kijk, het is nu de derde keer dat ik klaar sta om naar jullie toe te komen, en ik zal jullie geen last opleggen; want het is mij niet te doen om wat jullie hebben, maar het gaat mij om jullie zelf. Want kinderen horen niet voor hun ouders te sparen, maar ouders voor hun kinderen.
\v 15 Zelf zou ik zeer graag offers voor jullie brengen, ja, mijzelf opofferen voor jullie zielen. Ben ik soms zelf minder geliefd, naarmate ik jullie meer liefheb?
\v 16 Het zij zo; ik heb jullie nooit een last opgelegd, maar ik ben nu eenmaal sluw, met list heb ik jullie gevangen.
\v 17 Heb ik mij dan ten koste van jullie bevoordeeld door iemand van de mensen, die ik tot jullie zond?
\v 18 Ik heb Titus gevraagd (te gaan) en die broeder met hem meegestuurd. Heeft Titus zich dan ten koste van jullie bevoordeeld? Hebben wij niet in dezelfde geest, in hetzelfde spoor gewandeld?
\v 19 Jullie denken al heel lang dat wij ons bij jullie willen verontschuldigen. Maar wij spreken voor het aangezicht van God in Christus, en dat alles, geliefden, tot jullie opbouw.
\v 20 Want ik ben bang dat ik misschien bij mijn komst jullie niet zó zal vinden, als ik wens, en zelf door jullie zó zal gevonden worden, als jullie niet wensen. Ik ben bang voor gekonkel, kwaadsprekerij, geroddel, arrogantie en wanorde.
\v 21 Ik ben bang, dat als ik weer kom, mijn God mij bij jullie verootmoedigen zal en dat ik verdriet zal hebben om vele broeders en zusters die zijn blijven zondigen en zich niet hebben afgekeerd van zedeloosheid, ontucht en losbandigheid.
\s5
\c 13
\p
\v 1 Dit is nu de derde keer dat ik naar jullie kom: op de verklaring van twee of drie getuigen is iedere aanklacht rechtsgeldig.
\v 2 Ik heb hen, die vroeger in zonde hebben geleefd, en anderen vooraf gewaarschuwd en waarschuw ik hen nog eens, net als de tweede keer toen ik bij jullie was, maar nu op afstand. Als ik nog eens kom, zal ik jullie niet ontzien;
\v 3 jullie zoeken nu eenmaal het bewijs dat Christus door mij spreekt. Hij is naar jullie toe niet zwak maar Hij is sterk bij jullie.
\v 4 Welnu, Hij is gekruisigd vanuit zijn zwakheid, maar Hij leeft door de kracht van God. Want wij zijn zwak net als Hij, maar wij zullen met Hem leven voor jullie uit de kracht van God.
\v 5 Onderzoek bij jezelf of je wel vast op God vertrouwt, stel jezelf op de proef. Of zijn jullie er niet zo zeker van dat Jezus Christus in jullie is? Want anders hebben jullie de proef niet doorstaan.
\v 6 Ik hoop echter, dat jullie zullen inzien, dat wij daardoor de proef hebben doorstaan.
\v 7 Ja, wij bidden tot God dat jullie geen enkel kwaad zullen doen, niet om te bewijzen dat wij de proef hebben doorstaan, maar dat jullie het goede zullen doen, ook al zouden wij de proef niet hebben doorstaan.
\v 8 Want wij kunnen ons niet tegen de waarheid verzetten, maar wel voor de waarheid inzetten.
\v 9 Want wij zijn blij als jullie sterk zijn, ook als wij zwak zijn; wij bidden dat jullie helemaal aangesterkt zullen zijn.
\v 10 Hierom schrijf ik dit op afstand zodat ik bij mijn komst niet streng hoef op te treden, want het gezag dat de Heer mij heeft gegeven, is bedoeld om op te bouwen en niet om af te breken.
\v 11 Tot slot, broeders en zusters, wees blij. Laat jullie terecht wijzen en laat jullie vermanen. Wees eensgezind en leef in vrede met elkaar en de God van de liefde en van de vrede zal met jullie zijn.
\v 12 Groet elkaar met een heilige kus. Alle heiligen die hier zijn, groeten jullie.
\v 13 De genade van de Heer Jezus Christus, en de liefde van God, en de gemeenschap van de Heilige Geest zij met jullie allen. Amen.